Leçon 14: il/elle/ils/elles

Bonjour TIB
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bonjour TIB

Slide 1 - Slide

Programme 
pour la leçon 14
        Aujourd'hui (=vandaag) :
  • Supplément, p. 22-23: corriger les exercices E + F
  • Révision des verbes en -er
  • Jeu sur le vocabulaire 2-1 à 2-4
  • Parlez français page 19
  • Onderwerp vervangen door IL/ELLE/ILS/ELLES



jeudi 24 mars

Slide 2 - Slide

Supplément, p. 22-23: corriger les exercices E + F

Slide 3 - Slide

Maintenant
Faire(=maken):
    • Exercices 1, 2 et 3 sur feuille
    • En silence! 10 minutes!!
    • (Echt in stilte en zélf nadenken/doen, straks gaan we overleggen)
    • Als je klaar bent, oefen met Verbuga.eu
    timer
    10:00

    Slide 4 - Slide

    Ga naar VERBUGA.EU
    In de linkerkolom (tijden)
     kies Présent.
    Oefen met de volgende 
    werkwoorden:    
    AIMER - CHERCHER -
    DONNER - PARLER - 
    REGARDER 

    Schermtaal / vertaling / vraag in Nederlands.




    Slide 5 - Slide

    Parlez français page 19

    Slide 6 - Slide

    Onderwerp vervangen 
    door IL / ELLE / ILS / ELLES

    Slide 7 - Slide

    Wat is "hij" in het Frans?

    Slide 8 - Open question

    Wat is "zij" (enkelvoud) in het Frans?

    Slide 9 - Open question

    Wat is "zij" (meervoud) in het Frans?

    Slide 10 - Open question

    Onderwerp vervangen 
    door IL / ELLE / ILS / ELLES
    Als het onderwerp van de zin bestaat uit een zelfstandig naamwoord of uit een of meer namen kun je vervangen door il, elle, ils of elles. Par exemple :

    Le professeur aides les élèves. => Il aide les élèves.
    Mme Lecours habite à Serris. => Elle habite à Serris.
    Les élèves écoutent le professeur. => Ils écoutent le professeur.
    Margot et Julie regardent le clip. => Elles regardent le clip.

    Slide 11 - Slide

    Supplément
    Exercice G page 24

    Als je klaar bent, begin je met de opdrachten op D'accord > Chapitre 2 > 2.4 > 2 + 3 + 4

    Slide 12 - Slide

    Jeu sur le vocabulaire 2-1 à 2-4
    • De klas wordt verdeeld in teams.
    • Een leerling komt bij het bord. Hij/zij pakt een stukje papier. Er wordt een woord (een zelfstandig naamwoord, een werkwoord) op geschreven en hij/zij moet het voor de klas nabootsen of tekenen.
    • Haar/zijn team moet één keer proberen te antwoorden. Als het fout is, vraagt de leraar het aan de andere teams die ook een keer proberen. Ga door tot iemand het antwoord heeft.

    Slide 13 - Slide

    Les devoirs mardi 29 mars :
    - Faire/Maken:
    • Supplément, p.24 : exercice H
    • D'accord > Chapitre 2 > 2.4 > 2 + 3 + 4
    - Apprendre/Leren:
    • Supplément : pages 17 à 24
    • Quizlet voca 2-5 NL => FR
    !!! SO chapitre 2 : jeudi 31 mars !!!
    - Leer supplément p. 17 t/m 24 (niet de voorzetsels) + Quizlet voca 2-6
    - Gebruik VERBUGA om te oefenen met de werkwoorden!

    Slide 14 - Slide