Als het onderwerp van de zin bestaat uit een zelfstandig naamwoord of uit een of meer namen kun je vervangen door il, elle, ils of elles. Par exemple :
Le professeur aides les élèves. => Il aide les élèves.
Mme Lecours habite à Serris. => Elle habite à Serris.
Les élèves écoutent le professeur. => Ils écoutent le professeur.
Margot et Julie regardent le clip. => Elles regardent le clip.
Slide 7 - Slide
Elles
Elles gebruik je allen als je zeker weet dat je over allen maar meisjes en/of vrouwen praat (vrouwelijk meervoud).
Voor mannelijk meervoud of gemengd meervoud gebruik jeils.