What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
donderdag 22 april 2021
Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Straatcultuur.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.
1 / 50
next
Slide 1:
Slide
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
This lesson contains
50 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
5 videos
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Straatcultuur.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.
Slide 1 - Slide
de boete
een straf is ddat je geld moet betalen
Ander woord: de bon
Ander woord: de bekeuring
Zin: Mevrouw Astrid heeft te hard gereden. Nu heeft zij
een boete
gekregen van de politie.
Slide 2 - Slide
afblijven
iets niet aanraken;
Het is een scheidbaar werkwoord:
AF
blijven;
Gebiedende wijs: Blijf af!
Zin: Ik wil dat je van mijn mobiel
afblijft
. Ik heb al zo vaak gezegd dat je er van
af
moet
blijven
!
Slide 3 - Slide
uitdelen
iets geven aan een groep mensen;
iets geven aan een ander persoon;
het is een scheidbaar werkwoord:
UIT
delen
zin: Op mijn verjaardag
deel
ik allemaal lekker eten
uit
aan de klas.
Slide 4 - Slide
opvrolijken
iemand blij maken;
Het is een scheidbaar werkwoord:
OP
vrolijken;
Een gebeurtenis, ervaring, een persoon kan jou opvrolijken.
Zin: Het
vrolijkt
mij altijd
op
als de leerlingen blij op school komen!
Zin: de clown vrolijkt de kinderen op.
Slide 5 - Slide
zuinig
1: niet veel geld uitgeven;
2: voorzichtig zijn met bijvoorbeeld jouw spullen
3: niet te veel gebruiken, zoals water
Zin 1: Die man is echt
zuinig
. Hij koopt nooit iets in een winkel.
Zin 2: Je moet
zuinig
zijn op je mobiel. Deze mag niet kapot gaan.
Slide 6 - Slide
In welke zin wordt het goede voorbeeld gegeven van het woord:
zuinig
A
Ik koop altijd veel nieuwe kleding in de winkel. Dit komt omdat mijn kleding altijd snel kapot gaat.
B
Ik hoef bijna nooit nieuwe kleding te kopen. Mijn kleding blijft lang mooi.
C
Ik koop niet vaak nieuwe kleding. Dat komt omdat ik niet veel geld heb.
D
Ik heb veel kleding. Mijn moeder koopt de kleding altijd voor mij.
Slide 7 - Quiz
Waar kan je geen boete voor krijgen?
A
B
C
D
Slide 8 - Quiz
Wat betekent:
uitdelen
A
iets voor jezelf houden
B
iets kopen in een winkel
C
iemand aardig vinden
D
iets aan anderen geven
Slide 9 - Quiz
Wat betekent (in je eigen woorden, niet de woorden van de docent of Google gebruiken!):
opvrolijken
Slide 10 - Open question
Schrijf iets waar anderen mensen van moeten afblijven:
Slide 11 - Open question
Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!
Slide 12 - Slide
Hij.........mij altijd......... en maakt me weer blij.
Slide 13 - Open question
Ik stopte niet op tijd voor het rode stoplicht. De politie reed achter mij en gaf mij een.........
Slide 14 - Open question
Wil je daar van............? Dat is van mij!
Slide 15 - Open question
Die mevrouw is echt.........op haar spullen. Ze doet er voorzichtig mee.
Slide 16 - Open question
Die winkel.........gratis spullen............ Ik ga er nu naartoe!
Slide 17 - Open question
Maak zinnen met de woorden. De regels:
- denk aan de leestekens en hoofdletters;
- je schrijft minimaal 3 zinnen
De woorden: zuinig, opvrolijken, uitdelen, afblijven, de boete
Slide 18 - Open question
Grammatica
Vandaag werken we met de hulpwerkwoorden (modale werkwoorden)
je weet wat de modale werkwoorden zijn
je weet wat de verschillende betekenis is;
je kan de modale werkwoorden toepassen.
Slide 19 - Slide
De modale werkwoorden
Modale werkwoorden worden gebruikt om een gevoel uit te drukken. In een zin met een modaal werkwoord staat bijna altijd nog een ander werkwoord
Mogen
Kunnen
Willen
Moeten
Slide 20 - Slide
Mogen
toestemming hebben (Je mag naar de bioscoop)
nodig zijn; (Je mag wel oppassen dat je niet gewond raakt)
houden van; (Ik mag hem graag)
kunnen; (Je mag erop rekenen)
een mogelijkheid
Slide 21 - Slide
kunnen
in staat zijn tot iets (Kun jij voetbal spelen?)
in de gelegenheid zijn (Ik kan zaterdag niet.)
een verzoek doen (Kunt u mij vertellen hoe laat het is?)
een mogelijkheid (Hij kan het toch vergeten zijn?
Slide 22 - Slide
Moeten
verplicht zijn (Ik moet mijn huiswerk nog maken.)
noodzakelijk zijn (Die plant moet veel water hebben.)
advies (Je moet niet zoveel gamen!)
willen, wensen (Moet je een kopje thee?)
een vermoeden (Hij moet wel heel slim zijn!)
onvermijdelijk zijn (Dit moest wel een keer fout gaan.)
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Vervoeging werkwoord:
kunnen
Slide 25 - Slide
Werkbladen
Je maakt de twee werkbladen.
Daarna bespreken we de antwoorden.
Slide 26 - Slide
Quizlet
Oefenen met de woorden van thema 20 Straatcultuur
Link
Slide 27 - Slide
Luisteren/lezen
Je gaat een video bekijken van bejaarde mensen die straattaal leren.
Kijk eerst de hele video. Daarna de korte filmpjes en maak dan de vragen.
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Video
0
Slide 30 - Video
Wat betekent:
Doekoe
Slide 31 - Open question
Slide 32 - Video
Welke stad wordt bedoeld met Agga?
A
Den Helder
B
Den Bosch
C
Den Haag
D
Amsterdam
Slide 33 - Quiz
Slide 34 - Video
Wat is straattaal voor bril?
Slide 35 - Open question
Slide 36 - Video
Maak een zin met het woord:
Brakka
Slide 37 - Open question
Grammatica - herhaling
Weet je het nog?
Maak de zin af;
Welk
voltooid deelwoord
kan je invullen, zodat het een goede zin wordt?
Slide 38 - Slide
Zij heeft een uur........
Slide 39 - Open question
Je hebt goed.....................
Slide 40 - Open question
Hij heeft niet veel.............
Slide 41 - Open question
Ik heb je een e-mail..............
Slide 42 - Open question
Ik heb gisteren..............
Slide 43 - Open question
Grammatica
Zet de woorden op de goede plek.
Waar komt het voltooid deelwoord?
Slide 44 - Slide
gepakt-hij-heeft-een-yoghurt-pak
A
Hij heeft gepakt een yoghurt pak.
B
Gepakt heeft hij een pak yoghurt.
C
Hij heeft een pak yoghurt gepakt.
D
Een pak yoghurt heeft gepakt hij.
Slide 45 - Quiz
hebben-samen-gepraat-wij-veel
A
Veel wij hebben samen gepraat.
B
Samen hebben wij veel gepraat.
C
Hebben gepraat wij veel samen?
D
Wij hebben samen veel gepraat.
Slide 46 - Quiz
gehoord-heb-het-nieuws-ik-goede
A
Het goede nieuws heb gehoord ik.
B
Ik heb het goede nieuws gehoord.
C
Heb ik gehoord het goede nieuws?
D
Ik het goede nieuws heb gehoord.
Slide 47 - Quiz
patat-hebben-wij-gehaald-gisteren
Slide 48 - Open question
ik-gekookt-voor-heb-familie-mijn-eten
Slide 49 - Open question
docent-gepraat-met-ik-heb-mijn
Slide 50 - Open question
More lessons like this
3 K les 2 du3
November 2024
- Lesson with
28 slides
Duits
Secondary Education
K 3 Les 1 du 3
November 2024
- Lesson with
30 slides
Duits
Secondary Education
MODALE WERKWOORDEN
May 2024
- Lesson with
40 slides
NT2
Secondary Education
Verbeteren toets 24/9 - OKAN Groen
September 2024
- Lesson with
24 slides
NT2
Secundair onderwijs
K 3 Les 1
November 2024
- Lesson with
32 slides
Duits
Secondary Education
Scheidbare werkwoorden - 17/5
May 2022
- Lesson with
31 slides
NT2
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Spelling: thema 3
November 2024
- Lesson with
27 slides
Spelling
Lager onderwijs
19.11.2024 - Les 5
November 2024
- Lesson with
23 slides
Duits
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4