verwijswoorden klas 3

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Gisteren gaf ik ... moeder bloemen.
A
me
B
mijn
C
m'n
D
men

Slide 2 - Quiz

... jongen woont in ... huis.
A
deze, dat
B
die, die
C
deze, die
D
dat, dit

Slide 3 - Quiz

Ik heb ... vorig jaar ... boeken gegeven
A
hun, hen
B
hun, hun
C
hen, hun
D
hen, hen

Slide 4 - Quiz

Donny gaf zijn zakgeld aan ...
A
hun
B
hen

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Verwijswoorden
de-woorden --> deze / die
het-woorden --> dat / dit
zaken/dingen --> waarmee, waarvan, waarover, waaraan
personen --> met wie, van wie, over wie, aan wie
ZN --> persoonlijke voornaamwoorden
bezit --> bezittelijke voornaamwoorden
hun --> als er een bezit achter staat +  als "hun" meewerkend voorwerp is
hen --> als er een vz voor staat + als "hen" lijdend voorwerp is

Slide 7 - Slide

... geeft ... schoenen aan ...
A
zij, haar, hij
B
ik, mijn, jou
C
hij, zijn, ik
D
jij, jouw, hem

Slide 8 - Quiz

Meervoud
roos - rozen
druif - druiven
idee - ideeën
bacterie - bacteriën
agenda - agenda's
café - cafés
datum - data/datums

Slide 9 - Slide

Noteer het meervoud van:
taxi

Slide 10 - Open question

Noteer het meervoud van:
ei

Slide 11 - Open question

Noteer het meervoud van:
coupé

Slide 12 - Open question

Noteer het meervoud van:
rijst

Slide 13 - Open question

Noteer het meervoud van:
olie

Slide 14 - Open question

Maken:
Nieuw Nederlands online:

H4: Taalverzorging (paars)
- verwijswoorden
- meervouden:

Slide 15 - Slide

Toets: maandag
homoniem, synoniem, homofoon, antoniem
verwijswoorden
meervouden


Slide 16 - Slide