Elevator Pitch - Les 1: Titel, personages, thema

Elevator Pitch
Nederlands - P3 - 2019-2020
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Elevator Pitch
Nederlands - P3 - 2019-2020

Slide 1 - Slide

Wat vooraf ging ...
In periode 1 heb je Wonder gelezen en een toets gemaakt over dit boek. 

Ter voorbereiding op deze toets heb je een aantal begrippen geleerd die te maken hebben met het onderdeel fictie. Weet je nog?

In periode 2 heb je ook een boek gelezen. Daar heb je een lapbook bij gemaakt. Hiervoor had je dezelfde begrippen weer nodig. 

Slide 2 - Slide

Wat vooraf ging ...
De begrippen uit periode 1 en 2 op een rij:

  • Fictie en non-fictie
  • Realistisch en niet realistisch
  • Hoofdpersonen, bijpersonen, hun rollen en karakterbeschrijving
  • Vertelperspectief
  • Beoordelingswoorden en argumenten

Slide 3 - Slide

De opdracht
Ook deze periode heb je weer een boek gelezen (misschien ben je nog aan het lezen). Deze keer houd je een korte, overtuigende presentatie over het boek. Dat noem je een elevator pitch.

Het doel van jouw presentatie is om ervoor te zorgen dat iedereen het boek wil lezen

Ook dit keer pas je de (meeste) begrippen op de vorige slide weer toe. Ook leer je een paar nieuwe begrippen. 

Slide 4 - Slide

Hoe ga je te werk?
In deze lessenserie werk je stap voor stap naar je elevator pitch toe. Je hoeft alleen de slides maar te volgen. 

De theorie (over de begrippen) die je nodig hebt, wordt steeds uitgelegd. 

Na de uitleg van de begrippen volgen de opdrachten. De antwoorden op de opdrachten, heb je nodig voor je pitch.





Slide 5 - Slide

Vooruitblik
Aan het einde van deze les weet je ...

... wie de hoofdpersoon in jouw boek is en wie de bijpersonen zijn.
... wat de relaties tussen deze personages zijn.
... hoe de titel van jouw boek bij het boek past.
... wat het thema/de thema's van jouw boek zijn.

Kortom: Aan het einde van deze les heb je een begin gemaakt aan jouw elevator pitch!

Slide 6 - Slide

Aan de slag!

Daar gaan we! 
Tijd om aan de slag te gaan.

Slide 7 - Slide

Begrip: titelverklaring
Het eerste begrip waarmee je aan de slag gaat, is de titelverklaring.

Op de volgende slide volgt eerst de uitleg over dit begrip. Daarna volgt een voorbeeld bij Wonder.
Tot slot volgt de opdracht.

Slide 8 - Slide

Titelverklaring 

De titel verklaren Uitleggen hoe de titel bij het boek past.

Letterlijk/figuurlijk Een titel kun je letterlijke en/of figuurlijk uitleggen. 

Thema, persoon, plaats, gebeurtenis De titel heeft vaak iets met het thema (onderwerp van het boek) te maken. De titel kan ook naar een persoon, plaats of gebeurtenis uit het boek wijzen.

Slide 9 - Slide

Voorbeeld: Titelverklaring Wonder

De titelverklaring van Wonder:

Het boek heet Wonder omdat de moeder van August hem ervaart als een Wonder. Ze vindt hem mooi zoals hij is en houdt van hem zoals hij is. 

Slide 10 - Slide

Nu jij!

Op de volgende slide volgt een vraag over de titel van jouw boek.

Slide 11 - Slide

Leg uit hoe de titel van jouw boek bij jouw boek past.

Slide 12 - Open question

Begrip: personages

Het volgende begrip is: personages.
Eerst volgt weer de uitleg, dan een voorbeeld bij Wonder en daarna de opdrachten.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Voorbeeld: personages Wonder

Naast August spelen zijn ouders en zus een belangrijke rol in het verhaal. Zij zijn er altijd voor hem. Hetzelfde geldt voor Summer, het meisje dat August leert kennen op school. 

Verder is er nog een aantal pesters in het verhaal, die allerlei gemene streken uithalen.

Slide 17 - Slide

Nu jij!

Op de volgende slide volgt een aantal vragen over de personages in jouw boek.

Slide 18 - Slide

Wie is de hoofdpersoon in jouw boek? En wie zijn de bijpersonen?
Beschrijf heel kort hun relatie.

Slide 19 - Open question

Begrip: thema

Het volgende begrip is: personages.
Eerst volgt weer de uitleg, dan een voorbeeld bij Wonder en daarna de opdrachten.

Slide 20 - Slide

Thema

Verhalen gaan over een onderwerp. Dat noem je een thema

In één verhaal kunnen meerdere thema's voorkomen.



Slide 21 - Slide

Voorbeeld: thema Wonder


Pesten en vriendschap zijn thema’s die een grote rol spelen in het verhaal. 

Slide 22 - Slide

Nu jij!

Op de volgende slide volgt een vraag over het thema van jouw boek.

Slide 23 - Slide

Over welk thema/welke thema's gaat jouw boek?

Slide 24 - Open question

Einde van de les!

You did it!

Slide 25 - Slide