3.3 chemische reacties en reactiesnelheid

Chemische reacties en reactiesnelheid
1 / 16
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Chemische reacties en reactiesnelheid

Slide 1 - Slide

Planning

Leerdoelen
Huiswerk bespreken
Uitleg
Oefenen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Je leert:
  • wat een chemische reactie is;
  • wat reactiesnelheid is;
  • hoe je een reactie kunt versnellen of vertragen. 

Slide 3 - Slide

Wat is een chemische reactie

Slide 4 - Open question

Welke van de volgende processen is een chemische reactie?
A
Ademhalen
B
Stollen
C
Destilleren
D
Filtreren

Slide 5 - Quiz

Welke van de volgende processen is geen een chemische reactie?
A
Roesten
B
Verbranden
C
Oplossen
D
Broodbakken

Slide 6 - Quiz

Reactiesnelheid
De snelheid waarmee een reactie verloopt.

Hoe groter de reactiesnelheid, hoe sneller de reactie gaat.
Hoe groter de reactiesnelheid, hoe korter de reactietijd

Slide 7 - Slide

Temperatuur verhogen
Hoe hoger de temperatuur, hoe sneller de reactie.

Hoe lager de temperatuur, hoe langzamer de reactie. 

Slide 8 - Slide

In koude thee lost de suiker even snel op als in warmte thee.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Deeltjes kleiner maken
In verhouding een groter oppervlak.

Hoe groter de verdelingsgraad, hoe sneller een reactie. 

Slide 10 - Slide

Aardappelen in kleine stukjes zijn sneller gaar dan hele aardappelen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Bij gassen de druk groter maken
Gassen reageren sneller als de druk hoger is. 

Slide 12 - Slide

Onder hoge druk bewegen de moleculen van gassen veel sneller.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Concentratie verhogen
De concentratie is het aantal gram opgeloste stof per liter oplosmiddel. 

Als de concentratie hoger is, is er meer stof opgelost in hetzelfde volume. (2 paracetamol innemen i.p.v. 1)

Daardoor gaat een proces sneller. 

Slide 14 - Slide

Als je meer suiker in de thee doet, neem de concentratie toe.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Een katalysator gebruiken
Een suikerklontje brand niet. 
Als je een suikerklontje inwrijft met as van een sigaret, dan gaat het suikerklontje wel branden.

As is een katalysator. 

Een katalysator is een hulpstof waarmee een reactie sneller gaat lopen. 

Slide 16 - Slide