Grammatica hst. 1

Hoofdletters en leestekens
kader 3 - hst. 1
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdletters en leestekens
kader 3 - hst. 1

Slide 1 - Slide

Instructie regels van zinnen
1. Een zin heeft een begin en een eind.
2. Een zin begint altijd met een hoofdletter.
3. Een zin eindigt met een leesteken
  • Een punt staat aan het eind van een gewone zin.
  • Een vraagteken staat aan het eind van een vraagzin.
  • Een uitroepteken staat na een uitroep. 

Slide 2 - Slide

Zo gebruik je hoofdletters
  • Aan het begin van een zin
  • Bij (aardrijkskundige) namen
  • Begin van een citaat (na de dubbele punt)
  • Feestdagen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Uit hoeveel hoofdletters bestaat de naam van onze school?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quiz

In welke zin is/zijn de hoofdletter(s) fout gebruikt?
A
Piet speelt de rol van Sinterklaas.
B
Rachel viel vorig jaar hard tegen Peter aan.
C
De hema is echt een hele leuke winkel.

Slide 6 - Quiz

LEESTEKENS

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

Slide 7 - Slide

Komma
Wanneer gebruik je een komma?

  • Tussen twee persoonsvormen;
  • Tussen delen van een opsomming;
  • Na een naam of uitroep aan het begin van een zin;
  • Voor verbindingswoorden zoals: dat, omdat, terwijl, toen, want.

Slide 8 - Slide

Wat is goed?
A
kommaas
B
kommas
C
komma's
D
kommaa's

Slide 9 - Quiz

In welke zinnen zijn de komma's juist gebruikt?
A
De vlag van Nederland bestaat uit de kleuren: rood, wit en blauw.
B
Als je gulp openstaat moet je hem snel dicht doen.
C
Selma, ga je mee naar het zwembad?
D
Piet gaat weg, omdat hij ziek is.

Slide 10 - Quiz

Huiswerk
Maken: opdracht 7 (helemaal uitschrijven) +
                opdracht8 (allen de twee woorden  opschrijven en daartussen de : zetten)

Slide 11 - Slide