What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
1.1 Grammatica - start + persoonsvorm
Grammatica
Klas:
Datum:
Nederlands
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica
Klas:
Datum:
Nederlands
Slide 1 - Slide
- Wat weet je al van grammatica?
- Werkwoorden
- Persoonsvorm
Lesdoelen:
Je kent de twee verschillende vormen van grammatica.
Je weet op welke twee manieren je de persoonsvorm in een zin kan vinden.
Deze les
Slide 2 - Slide
Welke twee vormen van grammatica ken jij?
Slide 3 - Open question
Zinsdelen
Woordsoorten
Persoonsvorm
Onderwerp
werkwoordelijk gezegde
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
werkwoord
Slide 4 - Drag question
De kinderen | lopen.
- Onderwerp: de kinderen
- Persoonsvorm: lopen
De: lidwoord
Kinderen: zelfstandig naamwoord
Lopen: werkwoord
Zinsdelen
Woordsoorten
De kinderen lopen
Verschillende vormen grammatica
Slide 5 - Slide
Zinsdelen
Wij beginnen vandaag met het onderdeel 'zinsdelen'.
Zinsdelen
Slide 6 - Slide
Volgende les:
Hieronder zijn in de vier zinnen de persoonsvorm onderstreept. Wat voor woord is het persoonsvorm?
Het
zal
morgen gaan regenen.
De koning
is
volgende week jarig.
Ik
kook
voor de gasten.
Waarom
fietsen
zo veel mensen in Nederland?
Persoonsvorm
Slide 7 - Slide
Volgende les:
Hieronder zijn in de vier zinnen de persoonsvorm onderstreept. Wat voor woord is het persoonsvorm?
Het
zal
morgen gaan regenen.
De koning
is
volgende week jarig.
Ik
kook
voor de gasten.
Waarom
fietsen
zo veel mensen in Nederland?
Persoonsvorm
Het zijn
werkwoorden
Slide 8 - Slide
Wat zijn werkwoorden?
Slide 9 - Open question
Werkwoorden
Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat je kan doen doe-woorden
Bijvoorbeeld: koken, lopen, fietsen
Werkwoorden
Slide 10 - Slide
Werkwoorden
Werkwoorden kunnen verschillende vormen aannemen per
getal
(enkelvoud/meervoud).
Kijk maar naar het voorbeeld:
Voorbeeld :
Daar
loopt
een kind.
Daar
lopen
twee kinderen.
Werkwoorden
Slide 11 - Slide
Welk werkwoord staat in het meervoud?
A
Koken
B
Kook
Slide 12 - Quiz
Werkwoorden
Werkwoorden kunnen verschillende vormen aannemen per
tijd
(tegenwoordige/verleden tijd).
Kijk maar naar het voorbeeld:
Voorbeeld :
Ik
loop
vandaag.
Ik
liep
gisteren.
Werkwoorden
Slide 13 - Slide
Welk werkwoord staat in de tegenwoordige tijd?
A
Beginnen
B
Begonnen
Slide 14 - Quiz
Persoonsvorm (pv)
Een persoonsvorm is een werkwoord in een zin. Dit werkwoord geeft aan in welke
getal
of
tijd
een zin staat.
Voorbeeld 'getal':
Elsa
mag
nieuwe laarzen kopen.
Wij
mogen
nieuwe laarzen kopen.
Persoonsvorm (pv)
Slide 15 - Slide
Persoonsvorm (pv)
Een persoonsvorm is een werkwoord in een zin. Dit werkwoord geeft aan in welke
getal
of
tijd
een zin staat.
Voorbeeld 'tijd':
Elsa
mag
nieuwe laarzen kopen.
Elsa
mocht
nieuwe laarzen kopen.
Persoonsvorm (pv)
Slide 16 - Slide
Hoe kan je de pv vinden?
Manier 1: Zet de zin in een
andere tijd
. Maak van de tegenwoordige tijd de verleden tijd of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
'Heeft' is dus de persoonsvorm in de zin.
Voor zijn verjaardag
heeft
hij een nieuwe fiets gevraagd.
Voor zijn verjaardag
had
hij een nieuwe fiets gevraagd
Hoe kan je de pv vinden?
Slide 17 - Slide
Persoonsvorm (pv)
De twee jonge meisjes komen elke dag snoepjes halen.
Persoonsvorm (pv)
Slide 18 - Slide
Persoonsvorm (pv)
De twee jonge meisjes komen elke dag snoepjes halen.
-> De twee jonge meisjes
kwamen
elke dag snoepjes halen
'komen' is dus de persoonsvorm.
Persoonsvorm (pv)
Slide 19 - Slide
Zet de zin in een andere tijd:
Ik geef Piet een mooi cadeau.
Slide 20 - Open question
Het werkwoord 'geef' verandert in 'gaf'.
'Geef' is dus de persoonsvorm.
Persoonsvorm (pv)
Slide 21 - Slide
Hoe kan je de pv vinden?
Manier 2: Verander het getal van de zin. Maak van het enkelvoud het meervoud of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
'Heeft' is dus de persoonsvorm in de zin.
Voor zijn verjaardag
heeft
hij een nieuwe fiets gevraagd.
Voor hun verjaardagen
hebben
zij nieuwe fietsen gevraagd
Hoe kan je de pv vinden?
Slide 22 - Slide
Persoonsvorm (pv)
De twee jonge meisjes komen elke dag snoepjes halen.
-> Het jonge meisje
komt
elke dag een snoepje halen
'komen' is dus de persoonsvorm.
Persoonsvorm (pv)
Slide 23 - Slide
Verander het getal van de zin:
Hij koopt een nieuw boek voor school.
Slide 24 - Open question
Het werkwoord 'koopt' verandert in 'kopen'
'Koopt' is dus de persoonsvorm.
Persoonsvorm (pv)
Slide 25 - Slide
Maken:
Datum:
Lesuur:
Huiswerk
Slide 26 - Slide
Leerdoelen:
Je kent de twee verschillende vormen van grammatica.
Je weet op welke twee manieren je de persoonsvorm in een zin kan vinden.
Lesafsluiting
Slide 27 - Slide
Welke twee vormen van grammatica zijn er?
Slide 28 - Open question
Welke twee dingen kan je aan een zin veranderen om de pv te vinden?
Slide 29 - Open question
Volgende les:
Volgende les
Slide 30 - Slide
More lessons like this
220915 1D GRAMMATICA - PV, ZD EN WW
September 2022
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Grammatica - herhalen zinsdelen
March 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 1
Herhaling: Grammatica zinsdelen t/m leidend voorwerp
March 2022
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1,2
H1 Grammatica zinsdelen: Zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp
January 2021
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Herhalingsles na de herfstvakantie
October 2021
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Grammatica zinsdelen les 1: Persoonsvorm, onderwerp, zinsdelen
December 2023
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
1.7 Grammatica zinsdelen
January 2021
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Grammatica - start
September 2022
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1