Par. 3.1 De Wereld van de Grieken


De Oude Grieken
1 / 31
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


De Oude Grieken

Slide 1 - Slide

Leerdoelen opschrijven
3. Waarom en hoe hadden de Grieken contact met andere volken in het Middellandse Zeegebied?
Vorige les:
1. Waarom ontstonden er poleis in Griekenland?
2. Wat betekenen monarchie, aristocratie en tirannie?

Slide 2 - Slide



04-11 Par. 3.1 De wereld van de Grieken
07-11 Par. 3.1 De wereld van de Grieken
11 en 14 nov: GEEN GS LES
18-11  Par. 3.1 De wereld van de Grieken
21-11 Par. 3.2 Athene en Sparta
25-11 Par. 3.2 Athene en Sparta
28-11  Par. 3.2 Athene en Sparta
02-12 SO par. 3.1 en 3.2 
05-12 Par. 3.3 De Griekse cultuur
9-12 Par. 3.3 De Griekse cultuur
12-12 Par. 3.3 De Griekse cultuur



16-12 Par. 3.4 Grieken in Egypte en Azië
19-12 Par. 3.4 Grieken in Egypte en Azië
KERSVAKANTIE
06-01 Par. 3.4 Grieken in Egypte en Azië
09-01 Extra
13-01 Herhalen
TOETSWEEK 2
TOETSWEEK 
H3 par 3.1 t/m 3.4
Studiewijzer

Slide 3 - Slide

Programma
1. Huiswerk bespreken
2. Kwartet spelen

Slide 4 - Slide

Huiswerk
Werkboek par. 3.1 blz. 52 en 53, opdrachten 8, 9 en 10

+
Antwoord de leerdoelen in je schrift:
3. Waarom en hoe hadden de Grieken contact met andere volken in het Middellandse Zeegebied?


Slide 5 - Slide

Kwartet spelen

Groepjes van 4
7 kaarten per speler

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Map

Van stad naar dorp naar polis
  • Griekenland is door het droge klimaat en de rotsachtige grond erg onvruchtbaar (slechts 20% is geschikt voor landbouw)

  • 12e eeuw v.Chr. kleine dorpjes op heuvels -> koning de baas.🤴 Bijna iedereen was boer. 

Slide 8 - Slide

Er ontstonden honderden poleis.
9e eeuw v.Chr: betere landbouwtechnieken leidde tot groei van de landbouw en de bevolking, de specialisatie in ambachten:
  • Dorpjes groeien uit tot steden. 

Er waren te veel mensen en grote steden, maar weinig vruchtbare landbouwgrond. 

Slide 9 - Slide

  • Sommige Grieken trokken weg, op zoek naar een beter leven = kolonies

  • Met schepen voeren ze over de Middellandse Zee naar andere gebieden om daar te gaan wonen

  • Rond 750 v. Chr. hadden de Grieken kolonies in Spanje, Italië en Turkije

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Griekse 
stadstaten 
  • Poleis (meervoud van polis) worden op verschillende manieren bestuurd.

  • Elke stadstaat (stadstaten = poleis) had zijn eigen gebied, regels en bestuur.
  • Ze hebben wel vaak dezelfde 'Griekse' cultuur, taal en goden.

  • De bekendste poleis waren Athene en Sparta.

Slide 12 - Slide

Oude Egypte
Oude Griekenland
Waarom werd Griekenland GEEN staat zoals Egypte?

Slide 13 - Slide

One to rule them all?

NIET één polis overheerste alle andere! ⚔️

Waarom?
Door het ruige, bergachtige landschap.⛰️

Slide 14 - Slide

Bestuur van de polis
  • Tot de 8ste eeuw v.Chr. waren de meeste Griekse stadstaten een monarchie

  • De koning nam de belangrijkste besluiten en voerder het leger aan. 

  • Hoplieten (zwaargewapende Griekse soldaten) adviseerde de koning en stond hem bij in gevechten. Ze waren de elite en waren rijk.

Slide 15 - Slide

Sparta
Was bijna altijd een monarchie. 

Twee koningen en een raad van oude mannen bestuurden de stadstaat. 


Slide 16 - Slide

Bestuur van de polis
  • Hoplieden waren de aristoi, Grieks voor "de besten". 
  • Familieleden van de aristoi hadden veel aanzien, waren belangrijk voor het leger en het bestuur. 
  • Ze hadden veel macht.  
  • Aristocratie: kleine groep rijke inwoners die veel macht hadden in een polis.

Slide 17 - Slide

Aristocratie
  • Als een koning een oorlog verloor of niet goed luisterde naar zijn adviseurs, verloor hij de steun van de aristocratie, en namen de aristoi de macht over. 

  • Zo ontstond een aristocratie: enkele rijke families die de macht hadden en samen de polis bestuurden.

Slide 18 - Slide

Tirannie: alleenheerschappij
Wanneer een aristocraat de macht niet wilde delen, stelde hij huursoldaten aan en probeerde hij de steun van het volk te krijgen om de macht te grijpen.

Hoe?
Sociale verschillen waren erg groot!

Slide 19 - Slide

Hiërarchie
  • Aristocraten waren grootgrondbezitters en lieten hun land bewerken door slaven en arme boeren.
  • De boeren en slaven hadden nauwelijks bezittingen en leden soms honger. Er was veel armoede en onvrede. 
  • Aristocraten beloofden de armen een stuk land in ruil voor hun steun bij een mogelijke machtsgreep.

Slide 20 - Slide

Leven onder een tiran
  • Als een tiran zijn beloftes nakwam, werd het leven van de mensen in de polis beter. Bijvoorbeeld: ze kregen grond, graan werd goedkoper, een oorlog werd beëindigd, de handel werd gestimuleerd. 
  • De tiran Periander schafte zelfs de belastingen af.
  • Nadelen van een tiran: Hij regeerde alleen en trad vaak hard op tegen tegenstanders.
Hij onderdrukte en verdreef het volk.






Slide 21 - Slide

Vorige les...
  • Oudheid (3000 v.Chr. t/m 500 v.Chr) / Tijd van Grieken en de Romeinen.
  • Stadstaten/ polis: een staat die bestaat uit een stad met het gebied eromheen. Ze waren zelfstandig: hadden een eigen regering en leiger.
  • Landbouwstedelijke samenleving en handel rond het Middellandse en Zwarte Zee.
  • Door de landschap was de grond onvruchtbaar - bevolkingsgroei - kolonisatie.

Slide 22 - Slide

Vorige les...
  • Tot de 8ste eeuw v.Chr.: monarchie. De koning nam de belangrijkste besluiten en voerde het leger aan.
  • Hoplieten (zwaargewapende Griekse soldaten, de aristoi) adviseerden de koning en stonden hem bij in gevechten.
  • Aan het einde van de 8ste eeuw v.Chr.: aristocratie: enkele rijke families hadden de macht en bestuurden samen de polis.
  • Wanneer een aristocraat de macht niet wilde delen, stelde hij huursoldaten aan en probeerde hij de steun van het volk te krijgen om de macht te grijpen. Zo'n tiran maakte gebruik van de sociale verschillen.


Slide 23 - Slide

3. Waarom en hoe hadden de Grieken in contacten met andere volken in het Middellandse Zeegebied?
  • Er kwamen steeds meer poleis, en alle vruchtbare grond raakte in gebruik, terwijl de bevolking bleef groeien.
  • Grieken stichtten nederzettingen in overzeese gebieden, ook wel kolonies genoemd.
  • Ze zochten naar vruchtbare grond.
  • In Noord-Afrika was weinig ruimte, maar de Egyptische farao gaf een gebied aan de Griekse kolonisten en veel kolonisten vestigden zich in andere gebieden.

Slide 24 - Slide

Kolonisatie
  • Handel tussen koloniën en stadstaten: Handelaren brachten een deel van de graanoogst (vooral uit de Zwarte Zee) per schip van de koloniën naar Griekenland.
  • Gevolgen: Inwoners van rijke poleis konden zich richten op ambachten en handel.
  • Griekse kolonies hadden veel overeenkomsten met Griekse poleis: dezelfde taal, hetzelfde geloof en vergelijkbare gebouwen.
  • Athene: veel luxe en kunst.

Slide 25 - Slide

Grieken en andere volken
  • Door koloniën kwamen de Grieken in contacten met andere volken, zoals de Feniciërs en Lydiërs.
  • Culturen werden met elkaar verbonden.
  • Er werden ideeën en gebruikten uitgewisseld, bijvoorbeld: de Grieken leerden met de Feniciërs het letterschrift en ontwikkelde daaruit een eigen Grieks alfabet. 
  • De Grieken beïnvloedden Fenicische kunstenaars.

Slide 26 - Slide

Contact met de Lydiërs
  • De Lydiërs (een volk in Anatolië) gebruikten muntgeld, erg praktisch voor de handel. 
  •  Toen werd gouden en zilveren munten hét betaalmiddel in de Griekse wereld...
  • Grieken en Lydiërs woonden samen in steden en bewonderden elkaars cultuur. 
  • Ook in Lydische steden kwamen er Griekse tempels. 

Slide 27 - Slide

Contact was niet altijd positief
  • In de 5de eeuw v.Chr. vocht de Griekse kolonie op Sicilië twee oorlogen tegen Carthago.
  • Ook tussen de Grieken en de Lydiërs werden er soms oorlogen gevoerd.

Slide 28 - Slide

Opdrachten maken en bespreken
Werkboek blz. 51, 52 en 53 , opdrachten 5 t/m 10
Max.  20 minuten
Eerder klaar? Leerdoelen uitwerken/antwoorden
timer
5:00

Slide 29 - Slide

Leerdoelen uitwerken, daarna bespreken


3. Waarom en hoe hadden de Grieken contact met andere volken in het Middellandse Zeegebied?

Klaar?         Ga naar blz. 65, leer de begrippen uit je hoofd.
timer
5:00

Slide 30 - Slide

Afsluiten

Slide 31 - Slide