Module 2A Taalverzorging K3

Module 2A Taalverzorging K3
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Module 2A Taalverzorging K3

Slide 1 - Slide

Ik weet wat een citaat is
Ja
Nee
Een beetje

Slide 2 - Poll

Ik weet welke leestekens ik moet gebruiken als ik een zin schrijf met een citaat erin.
Ja
Nee

Slide 3 - Poll

Staat in de zinnen op de volgende dia's een citaat? Antwoord met 'ja' of 'nee'.

Slide 4 - Slide

Walter zei dat hij geen zin had in Nederlands.
A
Ja, in deze zin staat een citaat
B
Nee, in deze zin staat geen citaat

Slide 5 - Quiz

Walter zei: 'Ik heb geen zin in Nederlands.'
A
Ja, in deze zin staat een citaat
B
Nee, in deze zin staat geen citaat

Slide 6 - Quiz

Mijn vader zegt altijd: 'Mislukken is beter dan het nooit proberen.'
A
Ja, in deze zin staat een citaat
B
Nee, in deze zin staat geen citaat

Slide 7 - Quiz

Mijn vader zegt altijd dat mislukken veel beter is dan het nooit proberen.
A
Ja, in deze zin staat een citaat
B
Nee, in deze zin staat geen citaat

Slide 8 - Quiz

Ik zei toch dat je niet aan mijn spullen moest komen!
A
Ja, in deze zin staat een citaat
B
Nee, in deze zin staat geen citaat

Slide 9 - Quiz

Zij riep: 'Hoorde je niet wat ik zei?'
A
Ja, in deze zin staat een citaat
B
Nee, in deze zin staat geen citaat

Slide 10 - Quiz

Mijn zusje fluisterde: 'Ik hou van je.'
A
Ja, in deze zin staat een citaat
B
Nee, in deze zin staat geen citaat

Slide 11 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zinnen?

Slide 12 - Slide


Mijn beste vriend is al drie dagen ziek.

Slide 13 - Open question

Zij heeft dat jongetje uit het water gered.

Slide 14 - Open question

Mijn oma gaat elke dinsdag kaarten met haar vriendinnen.

Slide 15 - Open question

In de vakantie zijn wij naar Zeeland geweest.

Slide 16 - Open question

Geef een voorbeeld van
een voltooid deelwoord.

Slide 17 - Mind map

Geef een voorbeeld
van een zwak
werkwoord

Slide 18 - Mind map

In welke zin staat een sterk werkwoord?
A
Pieter ging naar de tandarts.
B
De juf pakte haar boeken.
C
Suus maakte een tosti voor zichzelf.

Slide 19 - Quiz

In welke zin staat een sterk werkwoord?
A
Mijntje rent naar haar fiets.
B
John loopt door de gang.
C
Petunia past haar winterjas nog steeds.

Slide 20 - Quiz

In welke zin staan twee sterke werkwoorden?
A
Je mag best twee ijsjes, hoor.
B
Zij heeft haar diploma gekregen.
C
Hij heeft zijn diploma gehaald.

Slide 21 - Quiz

Weet je hoe het ezelsbruggetje van
't sexy fokschaapje
(ook wel 't ex-kofschip) werkt?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Video

Wanneer kun je 't sexy fokschaapje gebruiken?
A
Bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
Bij de persoonsvorm verleden tijd
C
Bij het voltooid deelwoord
D
B en C zijn allebei goed

Slide 24 - Quiz

Bij welke werkwoorden kun je 't sexy fokschaapje gebruiken?
A
Sterke werkwoorden
B
Zwakke werkwoorden
C
Bij sterke én bij zwakke werkwoorden

Slide 25 - Quiz

Weet je wanneer je een woord in de verleden tijd met 2 t's of 2 d's schrijven?
A
Ja, dat gaat altijd goed
B
Nee, ik gok altijd maar wat
C
Soms, maar ik twijfel wel vaak

Slide 26 - Quiz

Vul bij de volgende zinnen de goede vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Slide 27 - Slide

(plakken v.t.) De kleuters ... hun blaadje vol snippers.

Slide 28 - Open question

(beloven) De juf ... ons gisteren dat ze de cijfers vandaag zou hebben.

Slide 29 - Open question

(beloven t.t.) De juf ... dat ze de cijfers morgen heeft.

Slide 30 - Open question

(sporten v.t.) Ik ... vroeger heel veel, maar nu heb ik daar bijna geen tijd meer voor.

Slide 31 - Open question

(reizen) David Attenborough heeft heel veel ...

Slide 32 - Open question

(vinden t.t.) ... je moeder het goed dat je om 1 uur 's nachts thuis komt?

Slide 33 - Open question

Einde van deze Lessonup
Lees nu de theorie op blz. 32 van je boek.
Maak opdracht 1 t/m 4 en 6 op blz. 32 en 33.

Slide 34 - Slide