toetsweek juni 2021 havo 3

havo 3 
juni

LessonUp logincode: nauws
Pascal.Tijdink@achterhoekvo.nl
Teamscode: 82xjpac
1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

havo 3 
juni

LessonUp logincode: nauws
Pascal.Tijdink@achterhoekvo.nl
Teamscode: 82xjpac

Slide 1 - Slide

Toetskalender

- tekstbegrip toetsweek

Slide 2 - Slide

tekstbegrip

- hoofdstuk 3 en 4 Op Niveau (maak een samenvatting)
- Lu





Slide 3 - Slide

week 25
dinsdag lezen/diatoetsen & toetsweek voorbereiding

woensdag en donderdag afwezig

week 26 gaan we teksten oefenen!
Je leest momenteel in boek 4; je krijgt deze week ook een beoordeling voor je inzet en werkhouding, ook tijdens het lezen!


Slide 4 - Slide

Lezen
timer
20:00

Slide 5 - Slide

Belangrijke onderdelen
  • ervaringsargument
  • verwijswoorden oefenen
  • soorten argumenten (emotionele argumenten, ervaringsargumenten, feitelijke argumenten)
  • aankondigende zin
  • tekstverbanden en signaalwoorden
  • functiewoorden (argumentatie – bewering – bewijs – conclusie – constatering – gevolgen – oplossing – opsomming – probleemstelling – tegenwerping – verklaring)
  • tekststructuren (verschijnsel-en-besprekingstructuur - probleem-en-oplossingstructuur -  bewering-en-argumentstructuur )
  • hoofdgedachte
  • tekstdoelen
Deze onderdelen zijn allemaal behandeld tijdens de rockdown-thuislessen. Ben je jouw aantekeningen kwijtgeraakt, raadpleeg jouw lesboek 'Op-niveau'.

Slide 6 - Slide

Leren voor de toetsweek
Deze LU en/of  hoofdstuk 3 en 4 Op Niveau

Slide 7 - Slide

Ervaringsargument
'Je gebruikt een ervaringsargument als je iets vindt omdat je hetzelfde hebt meegemaakt'

 Ik vind het heel erg fijn dat we weer naar school mogen want toen we in quarantaine zaten kon ik me er thuis niet toe zetten om voor school aan het werk te gaan.

Slide 8 - Slide

Vergelijkingsargument
In het argument worden twee gelijkwaardige zaken met elkaar vergeleken. Het betreft feiten.

Ik vind dit oneerlijk. Ik heb hetzelfde opgeschreven als Anna, en toch krijg ik een lager cijfer.


Slide 9 - Slide

Verwijswoorden
zie filmpje

In de toets moet je de verwijswoorden herkennen

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Soorten argumenten
  • emotionele argumenten
  • ervaringsargumenten
  • feitelijke argumenten
  • nut of gewenst gevolg
  • vergelijkingsargument 
  • -> kijk of je de kaartjes op de volgende slide snapt

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Aankondigende zin
Aankondigende zinnen dienen als een soort leeswijzer voor de lezer. Je kunt hierin aangeven wat je in de volgende alinea’s behandelt. In de inleiding kun je ze gebruiken om de opbouw van je tekst aan te geven.
 
De opbouw van het rapport zal er als volgt uit zien: Eerst zullen wij uitzoeken wat de specificaties van de Elandsgracht zijn en hoe de opbouw van het schip eruit ziet. Dit zal worden behandeld in hoofdstuk 1. Daarna zullen we dieper ingaan op de verschillende wetten die van toepassing zijn op de Elandsgracht, en in het bijzonder de inspecties die zullen worden uitgevoerd. Deze onderwerpen zullen worden uitgewerkt in hoofdstuk 2. Ten slotte zullen we daadwerkelijk de overtocht gaan voorbereiden. Dit gaan we doen door middel van een stuwplan en een beladingsplan die tevens in hoofdstuk 2 uitgelicht worden, en een route te ontwikkelen waaraan hoofdstuk 3 wordt gewijd.


Hier volgende les verder gaan!

Slide 14 - Slide

oefenen
Maak de opdracht, volgende keer kijken we de opdracht na.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
kwartet spelen in de klas (oefenen)
+
luister naar de info op de volgende slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

(T)huiswerk
Hierachter volgen 10 oefeningen met signaalwoorden en tekstverbanden. Je mag het zelf proberen net zolang totdat het helemaal goed gaat. Signaalwoorden en tekstverbanden moet je kunnen herkennen in de teksten tijdens jouw toets.

Slide 22 - Slide

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
voorbeeldgevend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 23 - Quiz

Welk signaalwoord past er bij het volgende tekstverband?
Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 24 - Quiz

Concluderend tekstverband
Redengevend tekstverband
Oorzakelijk verband
Dus
Daarom
Dat houdt in
Omdat
daardoor
want
Doordat
het gevolg is
dankzij

Slide 25 - Drag question

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
conclusie
echter
maar
ook
dus
daarnaast
al met al

Slide 26 - Drag question

Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 27 - Drag question

Ten eerste
Om te beginnen
Maar
Toch
En
Ook
Hoewel
Ten slotte
Verder
Echter
Opsommend tekstverband
Tegenstellend tekstverband
Tegenover
Daarentegen
Daarnaast

Slide 28 - Drag question

Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    maar

Slide 29 - Drag question

Opsommend tekstverband
Redengevend tekstverband
omdat
Vervolgens
Immers
daarnaast
Ook
want

Slide 30 - Drag question

opsommend tekstverband
concluderend tekstverband
tegenstellend tekstverband
redengevend tekstverband
uitleggend/voorbeeldgevend tekstverband
oorzaak-gevolg tekstverband
samenvattend tekstverband
dus
en
toch
zodat
zoals
maar
kortom
daarom
vervolgens
immers
daarentegen
niet alleen...maar ook
dan ook
alles bij elkaar
dat wil zeggen
want

Slide 31 - Drag question

Opsommend tekstverband
Tijdsvolgorde
Tegenstellend tekstverband
Concluderend tekstverband
Samenvattend tekstverband
Oorzaak/gevolg

Slide 32 - Drag question

Alinea's hebben een functie, je kunt kiezen uit de volgende functies: 
argumentatie - bewering - bewijs - conclusie - constatering - gevolgen - oplossing - opsomming - probleemstelling - tegenwerping - verklaring

Slide 33 - Slide

Hoofdgedachte
Noteer  in 1 zin 
wat de schrijver de lezer duidelijk wil maken

Slide 34 - Slide

Tekstdoelen
  1. informeren
  2. amuseren
  3. activeren
  4. overtuigen

Slide 35 - Slide

Oefentoets
  • Maak de oefentoets;
  • Op deze manier weet je hoe de echte toets bevraagd wordt;
  • Je kunt de oefentoets zelf nakijken.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

SUCCES! JULLIE KUNNEN HET! 
SUCCES! JULLIE KUNNEN HET! 

Slide 49 - Slide