2hv - L9 P1 - 1e naamval en tijdsbepalingen

   Deutsch!    

2hv
Les 9 P1
1 / 32
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

   Deutsch!    

2hv
Les 9 P1

Slide 1 - Slide

Studienführer
Voorbereiding voor les 9:
maken: Schritt 26


Verwerkingsopdrachten na les 9:
maken: Schritt 27

Slide 2 - Slide

Unterrichtsziele
1e naamval
4e naamval

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Wanneer gebruiken we de 1e naamval?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Het naamwoordelijk deel van het gezegde is ....
A
werkwoorden die in de 1ste naamval staan
B
een zinsdeel dat bij het onderwerp hoort

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Elke man is lui.
... Mann ist faul.
A
Jede
B
Jeder
C
Jedes
D
Jeden

Slide 13 - Quiz

Welk kind heeft dyslexie?
... Kind hat Dyslexie?
A
Welch
B
Welches
C
Welche
D
Welchem

Slide 14 - Quiz

Wo ist (zijn) ..... Tasche?
A
sein
B
seine
C
seiner
D
seines

Slide 15 - Quiz

Wo habt ihr ... (jullie) Sachen?
A
euer
B
eure

Slide 16 - Quiz

Er ist mein bester Freund.
wat is het nw deel vh gezegde?

Slide 17 - Open question

Sie wird morgen 15 Jahre alt.

Slide 18 - Open question

Mein Bruder ist ein nerviger Typ.
Wat is het nw deel vh gezegde?

Slide 19 - Open question

Es gibt hier ... (geen) Spinnen!

Slide 20 - Open question

In Bern befindet sich ... (een) Bärenpark (m).
A
ein
B
eine
C
einer
D
einen

Slide 21 - Quiz

... (het) Bärenpark (m) ist eine Attraktion.
A
Ein
B
Der
C
Die
D
Das

Slide 22 - Quiz

Der Bärenpark (m) ist ... (het) Symbol (o) von Bern.
A
der
B
den
C
die
D
das

Slide 23 - Quiz

... (Dit) Park (m) ist ein idealer Platz zum Spielen und Klettern.
A
Der
B
Dieser
C
Jener
D
Dieses

Slide 24 - Quiz

Jeden Tag (m)...
kijk goed naar het schema. Welke naamval MOET dit zijn?

Slide 25 - Open question

Nieuwe regel:

Tijdsbepalingen ZONDER voorzetsel 

4e naamval

Slide 26 - Slide

Oude regel:

Tijdsbepalingen  zijn vaak mannelijke woorden

Slide 27 - Slide

elke maand
A
jeder Monat
B
jedes Monat
C
jedem Monat
D
jeden Monat

Slide 28 - Quiz

vorige herfst
A
letzter Herbst
B
letztes Herbst
C
letzte Herbst
D
letzten Herbst

Slide 29 - Quiz

deze zomer
A
dieser Sommer
B
diesem Sommer
C
diesen Sommer
D
diese Sommer

Slide 30 - Quiz

welke ochtend?
A
Welche Vormittag?
B
Welchen Vormittag?
C
Welchem Vormittag?
D
Welcher Vormittag?

Slide 31 - Quiz

Auf Wiedersehen

Slide 32 - Slide