Quiz Eindtoets chapitre 1

De meeste woorden in het Frans eindigen op een:
A
a
B
e
C
i
D
o
1 / 27
next
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

De meeste woorden in het Frans eindigen op een:
A
a
B
e
C
i
D
o

Slide 1 - Quiz

Wat betekent het woord déménager?

Slide 2 - Open question

Vertaal:
Het platteland =
A
Le campagne
B
La campagne

Slide 3 - Quiz

Regelmatige werkwoorden -er
Mijn zus kijkt TV
De juiste vertaling =
A
Mon soeur regarde la télé
B
Ma soeur regarde la télé
C
Mon soeur regardes la télé
D
Ma soeur regardes la télé

Slide 4 - Quiz

Dierennamen in het Frans zijn meestal
A
mannelijk
B
vrouwelijk

Slide 5 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord
Het is belangrijk om bij het bezittelijk voornaamwoord te kijken naar het woord wat er achter staat. Het gaat dus niet om de persoon.
Voorbeeld: De kat = le chat   Haar kat = son chat

Slide 6 - Slide

Vertaal: Haar broer
A
son frère
B
sa frère

Slide 7 - Quiz

Vertaal: Ons verhaal =
A
notre histoire
B
nos histoire

Slide 8 - Quiz

Onze verjaardag
A
notre anniversaire
B
nos anniversaire

Slide 9 - Quiz

Jouw vrienden =
A
ton amis
B
ta amis
C
tes amis

Slide 10 - Quiz

Onze ouders
A
notre parents
B
nos parents

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van:
Ik sta op om kwart voor 7
A
Je me lève à six heures et demie
B
Je me lève à sept heures et quart
C
Je me lève à sept heures moins le quart

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van:
Waar heb je Nicolas ontmoet?
A
Ou est-ce que tu as rencontré Nicolas?
B
Où est-ce que tu as rencontré Nicolas?

Slide 13 - Quiz

Regelmatige werkwoorden 
op IR
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
ISSONS
ISSEZ
ISSENT
IT
IS
IS

Slide 14 - Drag question

Wij kiezen =
A
nous choisons
B
nous choisissons

Slide 15 - Quiz

Hij groeit
A
Il grandis
B
il grandit

Slide 16 - Quiz

Zij vullen in
A
ils remplient
B
ils remplissent

Slide 17 - Quiz

Kletsen = discuter
jij kletst =
A
tu discutes
B
tu discute

Slide 18 - Quiz

Vertaal de volgende zin naar het Frans:
Wanneer ben jij jarig?

Slide 19 - Open question

Tijdens de toets moeten jullie een paar zinnen kunnen vertalen waarbij je:
-De juiste vertaling moet weten van de woorden
-Het juiste bezittelijk voornaamwoord gebruikt
-De juiste vorm van de regelmatige werkwoorden moet gebruiken.

Exemple: 

 

Slide 20 - Slide

Vandaag kookt mijn zus

Slide 21 - Open question

Wij eindigen om 16.00

Slide 22 - Open question

Vertaal:
Uw cavia

Slide 23 - Open question

De cavia =
A
Le cochon d'inde
B
La cochon d'inde
C
Le cochon d'Inde
D
La cochon d'Inde

Slide 24 - Quiz

Vertaal:
Morgen =

Slide 25 - Open question

Vertaal
Gisteren =

Slide 26 - Open question

FIN

Slide 27 - Slide