Toets thema 1 planten en dieren 1havo 2023

Toets thema 1 planten en dieren 
1 / 49
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Toets thema 1 planten en dieren 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is biologie?

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Wat is een organisme?

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Bij een plant komt het levenskenmerk bewegen niet voor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Stelling 1: Een luipaard is een organisme.
Stelling 2: Een rivierkreeft is een organisme.
Stelling 3: Een sneeuwvlok is een organisme.

A
Alle stellingen zijn juist
B
Stelling 1 en 2 zijn juist
C
Stelling 2 en 3 zijn juist
D
Stelling 1 en 3 zijn juist

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke organismen in deze afbeelding vertonen levenskenmerken?
A
Alleen de hommel
B
Alleen de bloem
C
De hommel en de bloem

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Noem twee levenskenmerken die te maken hebben met het reageren op de omgeving.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Uitscheiden is een van de zeven levenskenmerken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Is een bacterie een organisme?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Is een robot levend, dood of levenloos?
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Is dit paard levend, dood of levenloos?
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Is dit water levend, dood of levenloos?
A
levend
B
dood
C
levenloos

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

In de afbeelding is links een jonge uil (oehoe) weergegeven. Rechts zie je dezelfde uil een jaar later.
Hoe kun je zien dat de uil gegroeid is?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

In de afbeelding is links een jonge uil (oehoe) weergegeven. Rechts zie je dezelfde uil een jaar later.
Hoe kun je zien dat de uil zich heeft ontwikkeld?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

In de afbeelding is een bruine boon schematisch getekend.
Hoe heten deel 4 en 5 samen?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

In de afbeelding is een bruine boon schematisch getekend. Welk deel beschermd het zaad?
Geef naam en nummer.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

In de afbeelding is een bruine boon schematisch getekend.
Wat is naam en de functie van deel 1?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

In de afbeelding is een bruine boon schematisch getekend.
Wat is de functie van deel 6?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

In afbeelding 2 is een kastanje weergegeven. Met deel P heeft de kastanje vastgezeten.
Hoe noemen we deel P?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Hier staan drie gebeurtenissen bij het kiemen van een zaad.
1. De zaadhuid scheurt open.
2. De zaadlobben komen boven de grond.
3. Het worteltje komt naar buiten.
Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen?
A
1-2-3
B
1-3-2
C
2-1-3
D
3-2-1

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Is de zin groei of ontwikkeling? Sleep de zinnen naar het juiste vak.
Groei
Ontwikkeling
Bij pasgeboren konijnen gaan de oogjes open 
De lichaamslengte van een kalfje wordt groter
Tanden en kiezen van honden worden gevormd.
Het gewicht van een kalfje neemt toe.
Bij jonge konijnen wordt vachthaar gemaakt.
In de uier van koeien ontstaan melkblaasjes

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Hoe noemen we een proces dat steeds opnieuw plaatsvindt?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

In de levenscyclus van een tomatenplant speelt de tomaat een belangrijke rol. Leg dit uit!

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

In de afbeelding zie je twee stadia uit de levenscyclus van een boonplant.
Welke van deze planten stelt ( of stellen) een volwassen boonplant voor?
A
Alleen plant 1
B
Alleen plant 2
C
Beide planten
D
Geen van beide planten

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is metamorfose?
A
Het verschijnsel dat jonge dieren een geheel andere lichaamsbouw en levenswijze hebben dan volwassen dieren.
B
Het verschijnsel dat jonge dieren en volwassen dieren steeds groter en zwaarder worden.
C
Het verschijnsel dat er tijdens de groei steeds meer nieuwe organen bijkomen.
D
Het verschijnsel dat bestaande organen hun functie steeds beter gaan vervullen.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Kleuters leren vaak al spelletjes doen op internet.
Welk type ontwikkeling is dat?
A
Alleen geestelijke ontwikkeling
B
Alleen motorische ontwikkeling
C
Alleen lichamelijke ontwikkeling
D
Zowel geestelijke als motorische ontwikkeling

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Welk type ontwikkeling is leren fietsen?
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Motorische ontwikkeling

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noemen we een persoon van 18 jaar?
A
Puber
B
Adolescent
C
Volwassene
D
Senior

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

In de afbeelding zie je een jongetje van 3 jaar.
Hoe noemen we de levensfase waarin dit jongetje zich bevindt?Baby
A
Baby
B
Peuter
C
Kleuter
D
Schoolkind

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Vrijwel al je voedsel komt van planten of dieren. In je voedsel zitten voedingsstoffen. Wat zijn voedingsstoffen?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Hieronder staat een schema van de fotosynthese:
(1) + koolstofdioxide + licht -> (4) + zuurstof.

Welk woord moet er staan op plaats 1?

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Hieronder staat een schema van de fotosynthese:
(1) + koolstofdioxide + licht -> (4) + zuurstof.

Welk woord moet er staan op plaats 4?

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Kunnen planten en dieren hun eigen voedsel maken?
A
Ja
B
Nee
C
Planten niet, dieren wel
D
Planten wel, dieren niet

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

In de afbeelding zie je een kas met tomatenplanten. Wanneer het licht wordt in de kas, doen de planten aan fotosynthese.
Op welk moment van de dag zal de hoeveelheid zuurstof in de kas het grootst zijn?
A
Aan het begin van de ochtend
B
Midden op de dag
C
Aan het einde van de dag
D
Midden in de nacht

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Weefselkweek
Weefselkweek van planten biedt telers tegenwoordig de mogelijkheid om in grote hoeveelheden planten te kweken die er allemaal hetzelfde uitzien. Vaak gebruikt men hierbij okselknoppen. Deze worden in een speciale voedingsbodem in glazen potjes gedaan. Om ervoor te zorgen dat er geen insecten of bacteriën in de potjes komen, die de plantjes kunnen aantasten, zijn de potjes afgesloten.
Tijdens een onderzoek worden een aantal potjes in het licht gezet en een aantal in het donker. De overige omstandigheden zijn gelijk.
In welke potjes zal na enkele uren de hoeveelheid zuurstof zijn toegenomen? En in welke potjes zal er na enkele uren glucose zijn gevormd in de planten? Sleep het antwoord naar de juiste plek.
Het zuurstofgehalte is toegenomen in de potjes die in het _____ staan.
Glucose is gevormd in de potjes die in het _____ staan.
Licht
Licht
Donker
Donker

Slide 35 - Drag question

This item has no instructions

De aspergeplant (zie afbeelding) is bekend doordat de witte, jonge stengels eetbaar zijn. Deze groeien uit een wortel die diep in de bodem zit. Zo worden de asperges lang en blijven ze wit.
Vindt er in de aspergestengels fotosynthese plaats? En vindt er in de wortels fotosynthese plaats?
A
In geen van beide vindt fotosynthese plaats.
B
Alleen in de wortels vindt fotosynthese plaats.
C
Alleen in de stengels vindt fotosynthese plaats.
D
Zowel in de wortels als in de stengels vindt fotosynthese plaats.

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Hoe komt een plant die op het land groeit aan water? En hoe aan koolstofdioxide?
A
Water wordt uit de bodem opgenomen, koolstofdioxide uit de lucht.
B
Water wordt uit de lucht opgenomen, koolstofdioxide uit de bodem.
C
Water en koolstofdioxide worden beide uit de bodem opgenomen.
D
Water en koolstofdioxide worden beide uit de lucht opgenomen.

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noemen we een lichaamsvorm die voor weinig weerstand zorgt?

Slide 38 - Open question

This item has no instructions

Hoe gebruikt deze vogel zijn snavel bij het verkrijgen van voedsel?
A
Deze vogel zeeft met zijn snavel kleine plantjes en diertjes uit het water.
B
Deze vogel verscheurt met zijn snavel een prooi die hij heeft gevangen.
C
Deze vogel prikt met zijn snavel in de bodem naar bodemdiertjes.
D
Deze vogel kraakt met zijn snavel noten en harde zaden.

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

In een bepaald gebied komen alleen planten voor met dikke, kleine bladeren.
In welk van de volgende klimaten ligt dat gebied waarschijnlijk?
A
In een vochtig en warm klimaat.
B
In een koud en vochtig klimaat.
C
In een droog en warm klimaat.

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Plaats het voedsel bij de juiste snavel.
haak snavel
pincetsnavel
priemsnavel
kegelsnavel
zeefsnavel
insecten en larven uit boombast
insecten en kleine zaden
zaden
en bessen
waterplanten en -dieren
vlees

Slide 41 - Drag question

Sleepvraag
Vraag: Hebben jullie goed op de video gelet? Welk voedsel hoort bij welke snavel?
Doe: Sleep het voedsel naar de juiste snavel. 

Vraag: Waarom heeft iedere vogel een andere snavel?
Antwoord: Iedere soort vogel eet andere dingen. De snavels zijn zo gebouwd dat ze het voedsel dat de vogel eet makkelijk kunnen vastpakken, vangen, plukken of oprapen
zoolganger
teenganger
topganger

Slide 42 - Drag question

This item has no instructions

Steenkool hoort bij fossiele brandstoffen.
Wat zijn fossiele brandstoffen?

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

Hoe noemen we stoffen waarvan producten gemaakt worden?
A
Bouwstoffen
B
Maakstoffen
C
Productstoffen
D
Grondstoffen

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste volgorde van stadia in de ontwikkeling van een koolwitje?
A
ei -> pop -> rups -> imago
B
ei -> rups -> pop -> imago
C
pop -> ei -> imago -> rups
D
rups -> ei -> imago -> pop

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

In welk stadium bevindt een koolwitje zich in een cocon?
A
Ei
B
Imago
C
Pop
D
Rups

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Welk gevoel heb je na deze toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 47 - Poll

This item has no instructions

Wat moet je docent nog weten?

Slide 48 - Open question

This item has no instructions

Relax je bent klaar! 
Controleer of je overal een antwoordt hebt opgeslagen en lever je toets in!

Slide 49 - Slide

This item has no instructions