Thema 4 les 4 Bepaling van plaats en tijd

Bepaling van tijd en plaats
Bepaling van tijd en plaats
1 / 17
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bepaling van tijd en plaats
Bepaling van tijd en plaats

Slide 1 - Slide

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Hoe kan ik de persoonsvorm vinden?

Slide 3 - Slide

Hoe vindt je het onderwerp in de zin?
A
Wie of wat + lijdend voorwerp
B
Wie of wat + gezegde

Slide 4 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Maaike heeft een zandkasteel gebouwd.

Slide 5 - Open question

Vandaag leer ik een bepaling van plaats en een bepaling van tijd te herkennen en te benoemen in een zin.

Slide 6 - Slide

Bepaling van tijd
Een bepaling van tijd in een zin geeft aan wanneer iets gebeurt.
De bepaling van tijd vind je door te vragen:
wanneer (+ persoonsvorm + onderwerp)?
Bilal speelde gisteren in de tuin.
Welke vraag kunnen we stellen om de bepaling van tijd te weten?

Slide 7 - Slide

voorbeelden
BEPALING VAN TIJD
Vandaag vieren we feest.
Mijn tante uit Duitsland komt morgen aan.
Volgende week gaan we op vakantie.
Maandag ga ik naar zwemles.

Slide 8 - Slide

Bepaling van plaats
Een bepaling van plaats in een zin geeft aan waar iets gebeurt.
De bepaling van plaats vind je door te vragen:
waar (+ persoonsvorm + onderwerp)?
Bilal speelde gisteren in de tuin.
Welke vraag kunnen we stellen om de bepaling van plaats te weten?

Slide 9 - Slide

voorbeelden
BEPALING VAN PLAATS
We renden in het park.
De lift staat op de vierde verdieping.
De laarzen liggen naast de kast.
Onder de bank ligt de voetbal.

Wat valt je op?


Slide 10 - Slide

Waar moet je op letten?
Niet alle zinnen hebben een bepaling van plaats of een bepaling van tijd. 

Alleen de zinsdelen die antwoord geven op de vragen waar en wanneer zijn een bepaling van plaats en een bepaling van tijd.

Slide 11 - Slide

In deze zin vind je een bepaling van....

Vandaag vieren we feest.
A
plaats
B
tijd
C
plaats en tijd

Slide 12 - Quiz

Sleep de bepalingen naar het goede woord:
Er valt
weinig
regen
in Marokko
tijdens de zomer
Bepaling van plaats
Bepaling van tijd

Slide 13 - Drag question

Aan de slag
Duidelijk? Zelf aan de slag met opgave 2 van les 4.

Nog lastig? Kijk nog even mee.

Slide 14 - Slide

Bepaling van tijd & bepaling van plaats.
Jan heeft hard gelopen op het schoolplein.

Gisteren heeft Jan hard gelopen. 

Gisteren heeft Jan hard gelopen op het schoolplein.
bepaling van plaats
het geeft antwoord op de vraag:  waar (+ persoonsvorm + onderwerp)?
Bepaling van tijd
Geeft antwoord op de vraag:  wanneer (+ persoonsvorm + onderwerp)?

Slide 15 - Slide

Bepaling van plaats en tijd
Bepaling van plaats: WAAR + persoonsvorm + onderwerp?

Bepaling van tijd: WANNEER + persoonsvorm + onderwerp

Zij wachtte gisteren bij de bushalte

Slide 16 - Slide

Sleep de bepalingen naar het goede woord:
Gisteren
heeft
Duncan
de knikkers
in de pot
verstopt
Bepaling van plaats
Bepaling van tijd

Slide 17 - Drag question