Chapitre 5 les 2

Plan du cours
Corrigez!
Le passé composé
Phrases clés

Pour Lundi prochaine!
Houd magister in de gaten!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Plan du cours
Corrigez!
Le passé composé
Phrases clés

Pour Lundi prochaine!
Houd magister in de gaten!

Slide 1 - Slide

Corrigez 8a, b
Exercice 8a 
B, D & E 

Exercice 8b  Voorbeeldantwoord(en) 
1 Over een nieuwe sport: “mountainbiken in de sneeuw”. 
2 Pascal Hourticq, een moutainbikeleraar uit de Pyreneeën. 
3  In de bergen, in skistations, op (ingesneeuwde) skipistes of op “Mountainbike pistes”. 
4  In de winter, als de skipistes gesloten zijn voor de skiërs. 
5  A 

 

Slide 2 - Slide

Corrigez 8c

Pascal Hourticq   Natuurlijk gaan we niet de zwarte piste af. 
     VTT de neige is minder gevaarlijk dan gewoon mountainbiken. 
 
Noah     Dankzij VTT de neige heb ik een fantastische week gehad. 
     Het hotel bood een introductiecursus aan. 
     Ik hou niet zo van skiën. 
 
Alice     Ik heb het helemaal niet koud gehad. 
     … het is leuker dan skiën. 

Slide 3 - Slide

Corrigez 8d
 
Volgens Pascal Hourticq is VTT de neige vrij makkelijk. 
Noah is het helemaal eens met Pascal.  
Alice is het niet helemaal eens met Pascal. Ze vindt het wel moeilijker dan gewoon mountainbiken. 

Slide 4 - Slide

Corrigez 10a

1 sport d’hiver 
2 à la montagne 
3 descend 
4 grâce à 
5 fermées 
6 avantage 

Slide 5 - Slide

Corrigez 10 b

plus    le contraire de moins   
facile    le contraire de difficile   
l'hôtel   un endroit où tu peux dormir    
marrant  drôle    
la neige  elle est blanche    
dangereux  non sans risque  
 
  
 

Slide 6 - Slide

Corrigez 11

1 Je suis resté(e) une semaine.  
2 Il faisait froid. 
3 Il faisait moins 5 (degrés).  
4 On a fait du ski. / On a skié. 

Slide 7 - Slide

Passé composé

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Passé Composé

Slide 10 - Slide

Passé composé - volt. dw.
Wanneer het werkwoord in de passé composé wordt vervoegd met het hulpwerkwoord être past het voltooid deelwoord zich aan het onderwerp. Kijk goed naar deze voorbeelden:
  • Il est allé au collège. Hij is naar school gegaan. 
  • Elle est allée au collège. Zij is naar school gegaan. 
  • Ils sont allés au collège. Zij zijn naar school gegaan. 
  • Elles sont allées au collège. Zij zijn naar school gegaan. 


Slide 11 - Slide

Welke werkwoorden met être?
Alle werkwoorden die te maken hebben met komen, gaan of blijven worden in de passé composé vervoegd met het werkwoord être. 
Bijv. Je suis allé(e)

Zie volgende sheet. Het huis van être

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Slide 14 - Video

vervoeg
manger, ils, passé composé

Slide 15 - Open question

Mettez au passé composé:
elle (arriver)

Slide 16 - Open question

Maak de passé composé:
nous __ _______ (trouver)

Slide 17 - Open question

Maak de passé composé:
tu __ _______ (penser)

Slide 18 - Open question

Maak de passé composé:
tu __ _______ (penser)

Slide 19 - Open question

Maak de passé composé:
vous __ _______ (aider)

Slide 20 - Open question

Les Phrases-clés p. 65 TB

Slide 21 - Slide

Hoe zeg je in het Frans?
"Ben je op vakantie geweest?"

Slide 22 - Open question

Hoe zeg je in het Frans?
'Wat hebben jullie gedaan?"

Slide 23 - Open question

Hoe zeg je in het Frans?
"Nee, wij hebben een appartement gehuurd."

Slide 24 - Open question

DEVOIRS
Pour Lundi 23 Mars

Apprendre (leren) 
p 64 TB et 42 WB
Faire (maken)
ex 14a,b,c et d p 14/15 WB
Au  revoir

Slide 25 - Slide