What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
SO Spelling test je zelf... H2 + H4
SO Spelling test je zelf...
H2 + H4
Na deze les weet je nog beter welke onderdelen je al beheerst.
En je weet welke onderdelen je nog extra moet oefenen.
Succes!
1 / 38
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
38 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
SO Spelling test je zelf...
H2 + H4
Na deze les weet je nog beter welke onderdelen je al beheerst.
En je weet welke onderdelen je nog extra moet oefenen.
Succes!
Slide 1 - Slide
Ben je al klaar voor de toets?
jazeker!
bijna, nog wat info nalezen.
nog genoeg te doen!
PANIEK!!
Slide 2 - Poll
Welk onderdeel moet je zeker nog extra bestuderen?
werkwoorden pv-tt
hoofdletters / leestekens
bijvoeglijk naamwoord
meervoud van zelfstandige naamwoorden
verkleinwoorden
afbreken van woorden
Slide 3 - Poll
Ik ga deze les:
zelfstandig leren voor de so.
meedoen met deze klassikale les en de klassikale oefeningen.
Werken aan de opdrachten van H3: opdracht 8 &9 blz. 66
Slide 4 - Poll
De kinderen ... (klappen) aan het einde van de spreekbeurt. werkwoordspelling pv-tt
A
klap
B
klapt
C
klapdt
D
klappen
Slide 5 - Quiz
werkwoordspelling tegenwoordige tijd werkwoordspelling
A
Hij zaagd het hout..
B
Hij zaagt het hout.
C
Hij zaagdt het hout.
Slide 6 - Quiz
Werkwoordspelling
A
Hoe oud word je moeder morgen?
B
Hoe oud wordt je moeder morgen?
Slide 7 - Quiz
werkwoordspelling pv-tt
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.
Slide 8 - Quiz
werkwoordspelling
U (hebben) veel tijd aan werkwoordspelling (besteden).
A
heeft besteed
B
heeft besteedt
Slide 9 - Quiz
werkwoordspelling
(vinden) jij werkwoordspelling lastig?
A
Vindt
B
Vint
C
Vind
Slide 10 - Quiz
Meervoud: wat is het meervoud van piano?
A
pianos
B
pianoos
C
piano's
D
pianoo's
Slide 11 - Quiz
Meervoud
timer
0:10
A
cds
B
cd's
C
cdees
D
cd-en
Slide 12 - Quiz
Meervoud
A
cafées
B
cafees
C
cafés
D
café 's
Slide 13 - Quiz
Meervouden
A
museums
B
musea
C
museas
Slide 14 - Quiz
meervouden
Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën
Slide 15 - Quiz
Meervoud
A
garages
B
garage's
C
garagees
D
garagen
Slide 16 - Quiz
Meervoud
A
Melodiën
B
Melodieën
C
Bacteriën
D
Bacterieën
Slide 17 - Quiz
Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.
een voetballer uit duitsland heeft afgelopen dinsdag een audi voor zijn moeder gekocht.
Slide 18 - Open question
Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
mieke uit noord-brabant heeft veel dieren kippen schapen en honden
Slide 19 - Open question
Plaats hoofdletters en leestekens
ik vind spanje een mooi land zei juul tegen haar moeder
Slide 20 - Open question
Noteer het
verkleinwoord
:
ketting
Slide 21 - Open question
Wat is het verkleinwoord van
tv
Slide 22 - Open question
Wat is het verkleinwoord van:
jury
Slide 23 - Open question
Wat is het verkleinwoord voor de auto?
Slide 24 - Open question
Noteer het
verkleinwoord
:
brug
Slide 25 - Open question
Maak van het werkwoord een bijvoeglijk naamwoord: vergroten
A
vergrotte
B
vergrote
C
vergrootte
D
vergroote
Slide 26 - Quiz
Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast
Slide 27 - Quiz
Waar of niet waar?
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt altijd op -en.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quiz
Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(verroesten) Het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten
Slide 29 - Quiz
Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(breken) Het ......... been.
A
gebreken
B
gebroke
C
gebroken
D
gebrooken
Slide 30 - Quiz
In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De aardige jongen lacht om haar grapjes.
B
Dat is de normaalste zaak van de wereld.
C
Morgen wordt het weer een koude dag.
D
Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!
Slide 31 - Quiz
Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(bekladden) De ......... buitenmuur.
A
bekladde
B
bekladden
C
bekladen
D
bekladden
Slide 32 - Quiz
Wat zijn stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
A
Nylon
B
Rode
C
Stalen
D
Plastic
Slide 33 - Quiz
Hoe kun je de volgende woorden afbreken?
wafel / ouder / wandelstok
Slide 34 - Open question
Woord afbreken: reservering
Slide 35 - Open question
Woord afbreken: fotootje
Slide 36 - Open question
Woord afbreken: opening
Slide 37 - Open question
Welke vraag wil je nog beantwoord hebben?
Slide 38 - Mind map
More lessons like this
10.03 - h3 - Taalverzorging, stoffelijk bijvoeglijk naamwoord en e(n)
March 2021
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Nieuw Nederlands paragraaf 1 t/m 13 Oefentoets spelling
October 2024
- Lesson with
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 1
Nieuw Nederlands paragraaf 1 t/m 13 Oefentoets spelling
September 2024
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 1
Les 17 spelling - 21 december 2023 7e uur
October 2024
- Lesson with
44 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
1HV1 - Herhalingsles spelling par. 1 t/m 4
January 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
17.03 - h3 - Hoofdletters
March 2021
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Herhaling Spelling
May 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2
HV1 - herhaling taalverzorging periode 1
March 2023
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1