Kader 1 grammatica Kapitel 1

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Kader 1 grammatica Kapitel 1

Het persoonlijk voornaamwoord
Wat is "ik" in het Duits

Wat is "jij" in het Duits?

Wat zijn "hij, zij, het" in het Duits?

wohnen

Stap 1: 

neem het hele werkwoord

wohnen

wohnen

Stap 2: 

bepaal de stam van het werkwoord ( -en)

wohnen: stam= wohn

wohnen

Stap 3: 

Plak de passende uitgang achter de stam

Wat voor een uitgang krijgt de 'ik-vorm'?

1. e
2. st
3. en

Wat voor een uitgang krijgt de 'jij-vorm'?

1. e
2. st
3. t

Wat voor een uitgang krijgt de 'hij/zij/het-vorm'?

1. e
2. st
3. t

Werkwoord Heißen

Welke uitgang is anders als bij het werkwoord "wohnen"

Als de stam eindigt op .................... krijg je alleen een -t achter de du-vorm

Hoe zeg je in het Duits: ik heet

1. ich heißt
2. ich heiße
3. ich heißen

Hoe zeg je in het Duits: jij heet

Hoe zeg je in het Duits: hij/zij/het heet

1. er/sie/es heiße
2. er/sie/es heißen
3. er/sie/es heißt

Woorden

Wat is "das Mädchen" in het Nederlands

1. de jongen
2. het meisje

Wat is "das Bundesland" in het Nederlands?

1. de stad
2. de deelstaat

Wat is "der Fluss" in het Nederlands?

Wat is "tanzen" in het Nederlands?

1. spelen
2. komen
3. dansen
4. ganzen

Wat is "de zus" in het Duits

1. die Mutter
2. der Bruder
3. die Schwester
4. der Vater

Hoe zeg je in het Duits "Hallo! Hoe gaat het?"

Hoe zeg je in het Duits: Dank je. Goed

1. Danke. Gut.
2. Dankje. Gut

Hoe zeg je in het Duits: Hoe heet jij?

Zeg in het Duits: ik heet (eigen naam)

Hoe zeg je in het Duits "hoe oud ben je"

1. Wie oud bist du?
2. Wie alt bist du?

schrijf in het Duits: "Ik ben (leeftijd) jaar oud"

Vertaal vanuit het Duits naar het Nederlands:
Wo wohnst du? Ich wohne in Dongen.