Literaire begrippen personages, tijd, ruimte, persepctief

Goedemorgen!
Vandaag ronden we het project politiek af.
Ga bij je partij zitten en stuur je presentatie in Teams naar PNM.
We gaan vandaag ook stemmen!

PvdS (Elisa, Anna, Bo) - PNZV (Esmé, Vera, Moos) - Nederland in Beweging (Roan, Thijs, Silke, Lot) - Partij voor de burger ( Dennis, Nick en Ide) en Partij Perfecte Leven (Famke, Bo, Benthe, Noemi)
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,4

This lesson contains 44 slides, with interactive quiz, text slides and 14 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
Vandaag ronden we het project politiek af.
Ga bij je partij zitten en stuur je presentatie in Teams naar PNM.
We gaan vandaag ook stemmen!

PvdS (Elisa, Anna, Bo) - PNZV (Esmé, Vera, Moos) - Nederland in Beweging (Roan, Thijs, Silke, Lot) - Partij voor de burger ( Dennis, Nick en Ide) en Partij Perfecte Leven (Famke, Bo, Benthe, Noemi)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Project 
'Hoe werken verhalen?'
- Anne Frank & antisemitisme
- Literaire begrippen toepassen
- 3 opdrachten afronden

Voldaan/niet voldaan

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1
Je hebt nodig: een geprint verhaal en 2 verschillende kleuren stift/pen/potlood. 

1. Lees het verhaal alsof je een inbreker bent. Waar let je op? Onderstreep.


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1
1. Lees het verhaal alsof je een inbreker bent. Waar let je op? Onderstreep.
2. Lees het verhaal nu alsof je een interieurontwerp bent. Waar let je op? Onderstreep in het verhaal.

Lever het blad in met je naam erop.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2
Lees met je groepje het verhaal en vul daarna de W- en H-vragen in.

- Maak een tijdlijn
- Vul de open vakken in (Wie, wat en waar)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 3
Iedere groep krijgt een literair begrip. 
- Noteer duidelijk (3-5 zinnen) wat het inhoudt.
- Noteer bij elke vorm een voorbeeld of uitleg.
- Zorg ervoor dat je dit in 5 minuten kunt presenteren aan de klas. Jij wordt 'expert' van dit onderwerp. 

Tip: op de studiewijzer van NL staat een link naar de theorie.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen, expert opdracht
Per expert groep: verdieping in begrip
- geef een omschrijving/uitleg
- welke (bijzondere) vormen zijn er?
- geef voorbeelden

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen, expert opdracht
Na 15 minuten: nieuwe groepen waarin alle 'experts' van de 5 literaire termen zijn vertegenwoordigd, uitwisseling van kennis.
Maak aantekeningen in je schrift!

Daarna kiest de docent per expertgroep iemand die aan de klas verteld wat het begrip inhoudt.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

lesdoel

Wat neem jij mee van deze les?  
(figuurlijk taalgebruik)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Noem twee dingen die je onthouden hebt van de literaire begrippen en verhalen.

Slide 11 - Mind map

This item has no instructions

Bedankt en tot volgende week

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

filmpjes
uitleg literaire begrippen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
Wanneer speelt het verhaal zich af? 
Historische tijd = in welke tijd het verhaal speelt, bijv. in het heden, in WO II of in de middeleeuwen. 


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: spanning
  • Geen enkele verhaal kan zonder spanning.
  • Spanning om de lezer nieuwsgierig te maken, om de lezer mee te laten voelen met een personage, etc.
  • Als schrijver kan je op verschillende manieren 'spelen' met spanning.


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Video

This item has no instructions

technieken uit lesmethode...
  • op een spannend moment ophouden en met een andere verhaallijn verdergaan
  • de ontknoping uitstellen door vertragingstechnieken te gebruiken (spelen met elementen van tijd)
  • de lezer meer informatie geven dan een personage

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

technieken uit lesmethode...
  • de lezer op het verkeerde been zetten door iets te suggereren wat later niet waar blijkt te zijn
  • vragen oproepen die pas veel later beantwoord worden.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

technieken uit filmpjes
Ook door middel van elementen zoals open plekken creëren in het verhaal, het gebruik van flashbacks en flashforwards, het goed gebruiken van vertelperspectief, spelen met de ruimte-elementen en het einde (open/gesloten), wordt er vaak spanning gecreëerd. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
Spelen met elementen van tijd in een verhaal:

flashback; je wordt mee teruggenomen in het verleden 
flashforward; blik in de toekomst

De chronologie kan hierdoor doorbroken worden.



Slide 24 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
vooruitwijzing = verwijzen naar de dingen die nog gaan komen
terugverwijzing = terugverwijzen naar dingen die al hebben plaatsgevonden

Deze verwijzingen kunnen binnen een chronologische vertelwijze voorkomen.



Slide 25 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
verteltijd; hoe lang heb je nodig om een verhaal/gebeurtenis te vertellen of te lezen. Uit te drukken in aantal bladzijden of uren.

vertelde tijd; de duur van het verhaal of de gebeurtenis (gebeurtenis duurt jaren, verteld in een paar bladzijden)




Slide 26 - Slide

This item has no instructions

tijdsvolgorde
ab ovo = vanaf het begin (chronologisch)
in medias res = in het midden van het verhaal
in ultimas res = aan het einde van het verhaal

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
Fabel: het logische verhaal, in de goede volgorde en samenhang

Sujet/plot: hoe het verhaal wordt aangeboden




Slide 28 - Slide

Chronologische vertelling: fabel + sujet vallen samen
Niet-chronologische vertelling; aan de lezer om het sujet te reconstrueren tot een begrijpelijk fabel.
hulpmiddel:
Het maken van een tijdslijn
kan helpen om de fabel te begrijpen (te reconstrueren).


Slide 29 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: tijd
tijdversnelling (of tijdverdichting): iets wat jaren duurt, wordt in een paar zinnen verteld. Vertelde tijd > verteltijd

tijdvertraging : de lezer krijgt een uitgebreide beschrijving van een gebeurtenis, die slechts in een paar minuten gebeurt. 
Vertelde tijd < verteltijd.

.





Slide 30 - Slide

beide kunnen iets doen met spanning in/van het verhaal. Auteur wil dat je details weet...
literaire begrippen: tijd

equivalentie: scene, dialogen, zoals je naar een film kijkt. verteltijd = vertelde tijd




Slide 31 - Slide

vooruitwijzing
terugwijzing

Slide 32 - Video

This item has no instructions

Slide 33 - Video

This item has no instructions

Slide 34 - Video

This item has no instructions

literaire begrippen: ruimte
Waar speelt het verhaal zich af? 
Is deze ruimte belangrijk voor het verhaal?
geografische ruimte: omgeving van het verhaal; waar speelt het zich af
sfeerscheppende ruimte: een beschrijving van de ruimte om een bepaalde sfeer te creëren. (bijv: bos, 's avonds, het is donker en het stormt...)



Slide 35 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: ruimte
Sociale ruimte: personages maken deel uit van een sociale  groep door hun afkomst, beroep, hobby en/of opleiding

Symbolische ruimte: de ruimte staat voor gevoelens van het personage of de situatie waarin hij/zij zich bevindt.



Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Video

This item has no instructions

Slide 38 - Video

This item has no instructions

Slide 39 - Video

This item has no instructions

literaire begrippen: personages
Fictieve personen in een verhaal: personages
Wat kom je te weten van hen?
Je krijgt informatie: uiterlijke én innerlijke kenmerken 
Hoe? 
Door acties van het personages, zijn/haar gedachtes, wat andere personages vertellen, wat de verteller aan info geeft. 


Slide 40 - Slide

This item has no instructions

literaire begrippen: personages
Hoofdpersoon (Protagonist)
probleem
Tegenstander
(Antagonist)

helper of nevenfiguur
afzijdigen/figuranten

Slide 41 - Slide

hoofdpersonage heeft een probleem, doel in het verhaal: oplossing voor het probleem
tegenstander is het probleem of veroorzaakt het probleem
helper/nevenfiguur helpt bij oplossen van het probleem
figuranten/afzijdigen: wel rol in het verhaal, niet betrokken bij het probleem

Slide 42 - Video

This item has no instructions

Slide 43 - Video

This item has no instructions

Slide 44 - Video

This item has no instructions