Week2_Maandag_Blokuur_3H_Presentaties_Poezie_H2_FiguurlijkTaalgebruik

1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Terugblik
Presentaties
Toetsinhoud
Poëzie
PAUZE
Stillezen
Poëzie
Evalueren 
Vooruitblik 

Slide 2 - Slide

Wat ging goed?
- Presentaties/beoordelingen/luisteren
- Poëzie zelfstandig aan de slag

Wat kan beter?
- Niks, ga zo door!


Slide 3 - Slide

Presentaties 

Mickey (wordt beoordeeld door Mike en Leslie )
Lexi (wordt beoordeeld door Job Z. en Ravi )
Job Z. (wordt beoordeeld door Ravi en Nick)



Beoordelingsformulieren worden ingeleverd bij de docent

Slide 4 - Slide

Poëzie, wat kon je alvast leren?
1. Leer alle theorie uit het boekje Poëzie Nederlands 3havo  
2. Ga naar de volgende site en oefen met de stof: 3havoichthus.weebly.com/poeumlzie.html 
3. Kijk in de methode Nieuw Nederlands naar de volgende hoofdstukken en bladzijden (groene stukjes leren!):

Poëzie H1 bladzijde 38, H2 bladzijde 81, H3 bladzijde 126 
Woordenschat: H1, bladzijde 21, H2, bladzidje 64, H3 bladzijde 109,








Slide 5 - Slide

Poëzie proefwerk 
1. Theorievragen  (16 p) 
Leer de groene stukjes uit Nieuw Nederlands/Poëzieboekje  (muv hoofdstuk 2?!)
Klas: kahoot! en LessonUp

2. Tekstvragen (18p)
Maak de oefeningen uit Nieuw Nederlands/Poëzieboekje en kijk het na (antwoorden worden opgestuurd).
Klas: oefen met de opdrachten

3. Creativiteitsvragen (8p)
Klas/thuis: oefen met dichten schrijven (denk aan: strofen, beeldspraak, stijlfiguur)







Slide 6 - Slide

Lesplanning
Week 2
Maandag blokuur: theorie stijlffiguren en beeldspraak
Dinsdag: zelfstandig oefenen met gedichten en gedicht schrijven (extra individuele instructie docent) theorie herhalen kahoot!

Week 3
Maandag blokuur:
1e deel in groepjes presentatie voorbereiden onderdeel poëzie, 2e deel blokuur: presentaties en oefenen gedicht schrijven
Dinsdag:  zelfstandig oefenen (extra individuele instructie docent) + kahoot! herhaling theorie

Slide 7 - Slide

Doel van de les
Je leert:
- beeldspraak te herkennen
- stijlfiguren te herkennen

Slide 8 - Slide

Letterlijk of figuurlijk
Taal kun je op verschillende manieren gebruiken: letterlijk en figuurlijk.

Kijk naar de volgende zin: Dat is een vreemde vogel.

Je kunt hier letterlijk een vreemde vogel bedoelen. Bijvoorbeeld een vogel met een vreemde kleur of snavel.

Je kunt deze zin ook figuurlijk bedoelen. Je vindt iemand een vreemd mens.


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Beeldspraak 
Om te weten met welke beeldspraak je te maken hebt, is het handig te weten wat er met object en beeld wordt bedoeld. Het object is datgene/diegene waarover het gaat in de tekst. Het beeld is het plaatje dat gebruikt wordt om het object te omschrijven.

Slide 11 - Slide

Beeldspraak
Bij figuurlijk taalgebruik, gebruik je een beeld voor iets.

In de voorbeeldzin 'Dat is een vreemde vogel.' gebruik je het beeld vogel voor een mens.

Met beelden probeer je duidelijk te maken wat je bedoelt. Beeldspraak wordt veel gebruikt in gedichten.
Voorbeelden van beeldspraak

Ze kookt van woede. Ze kookt natuurlijk niet letterlijk. Ze is heel kwaad.

Je gebruikt het beeld 'koken 'voor 'heel kwaad zijn'.

Het schilderij springt van het doek. In het schilderij zijn waarschijnlijk felle kleuren gebruikt. Het springt niet letterlijk van het doek af.

Je gebruikt het beeld 'springen' voor 'het gebruik van felle kleuren'.




Slide 12 - Slide

Beeldspraak (4)
Vergelijking
Metafoor
Personificatie
Metonymie

Slide 13 - Slide

Vergelijking
Object en beeld staan allebei in de zin, zoals 'hij is zo sterk als een beer'.

De persoon (object) wordt vergeleken met de beer (beeld)

Slide 14 - Slide

Metafoor
Alleen het beeld wordt genoemd, zoals 'die ezel is alweer te laat' of 'de prinses van de klas is weer te laat.'

De persoon (object) (die vergeleken wordt met het beeld: ezel/prinses) wordt niet genoemd. 


Slide 15 - Slide

Personificatie

Een dier/ding wordt voorgesteld met menselijke eigenschappen/ gedragingen, zoals 'de wind huilt' of 'de zon streelde onze wangen'

De wind kan niet huilen, de zon kan niet strelen. Een persoon kan dit wel. De wind en de zon worden voorgesteld met menselijke eigenschappen.

Slide 16 - Slide

Metonymie (zie blz 64 NN)

Er wordt iets genoemd dat een relatie heeft met het object maar het niet helemaal is, zoals 'ik heb de ijzers ondergebonden' voor 'ik heb mijn schaatsten aangetrokken'.

Het woord ijzers wordt gebruikt voor schaatsen. 

Nog een voorbeeld: 'De kamer stelde kritische vragen aan de minister.' De kamer is de ruimte, de parlementsleden die zich in de kamer bevinden worden hiermee bedoeld.

Slide 17 - Slide

Lees het gedicht hiernaast van Hans en Monique Hagen.

In regel 5 staat: 'je moet even bukken'. Dit is figuurlijk bedoeld. Het beeld is 'bukken', wat wordt hiermee bedoeld?

1. Zit er nog meer beeldspraak in dit gedicht?

Vogel

Vogel, mag ik op je rug
gaan we de wolken plukken
vogel
kom nou uit de lucht
je moet even bukken
wat heb je zachte veren
zijn dat je mooiste kleren
als ik zelf vliegen kon
ging ik hoger dan de zon
in de bochten niet zo snel
verder durf ik alles wel

Slide 18 - Slide

Die jongen werd zo rood als een biet.
(wat is dit?)
timer
0:30
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 19 - Quiz

Antwoord

De jongen werd zo rood als een biet = vergelijking

Object (jongen) en beeld (biet) staan allebei in de zin, zoals 'hij is zo sterk als een beer'.

De persoon wordt vergeleken met de kleur van een biet.

Slide 20 - Slide

De toren kijkt uit over de stad.

(wat is dit?)
timer
0:30
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 21 - Quiz

Antwoord

De toren kijkt uit over de stad = personificatie.

De toren (levenloos ding) wordt voorgesteld als een persoon.
Een dier/ding wordt voorgesteld met menselijke eigenschappen/ gedragingen, zoals 'uitkijken'. 

Slide 22 - Slide

Wat ga je doen? 
  1. Je maakt de volgende opdrachten uit het boek Nieuw Nederlands: bladzijde 21 en 22 (opdracht 1 en 2)
  2. Klaar? Top!  Ga verder met opdracht 1, bladzijde 64.
timer
12:00

Slide 23 - Slide

timer
5:00

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Stijlfiguren (4)
Stijlfiguren gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer.
Het zijn middelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.

Tegenstelling (antithese)  
Herhaling (repetitio) 
Opsomming (enumeratio) 
Overdrijving (hyperbool)


Slide 26 - Slide

Ik heb een eeuw op je moeten wachten..
Tegenstelling 
Herhaling 
Opsomming 
Overdrijving 

Slide 27 - Slide

Antwoord
Overdrijving
Ik heb een eeuw op je moeten wachten..
De persoon heeft vast geen eeuw op iemand moeten wachten...

Slide 28 - Slide

Zij was eerst Miss Almelo, toen Miss Holland en uiteindelijk Miss World.
Tegenstelling
Herhaling
Opsomming
Overdrijving 

Slide 29 - Slide

Antwoord
Opsomming
Zij was eerst Miss Almelo, toen Miss Holland en uiteindelijk Miss World.
Een opsomming gebruik je om iets te benadrukken, vaak wordt de opsomming steeds sterker (climax). 

Andersom kan ook (de opsomming verzwakt steeds) (anti-climax):
Hij is wereldberoemd, nou ja… in Nederland, eh in Zaltbommel dan. Ik bedoel: daar hebben ze van hem gehoord.

Slide 30 - Slide



Ik heb voor goed geld, slechte spullen gekocht.
Tegenstelling
Herhaling
Opsomming
Overdrijving 

Slide 31 - Slide

Antwoord
Tegenstelling

Bij een tegenstelling worden tegengestelde dingen gecombineerd zodat ze meer opvallen (ik heb bij goed geld, slechte dingen gekocht).

Slide 32 - Slide



Ja, ja, je kunt me nog meer vertellen.
Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe!
Tegenstelling
Herhaling
Opsomming
Overdrijving 

Slide 33 - Slide

Antwoord
Herhaling 
Ja, ja, je kunt me nog meer vertellen.
Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe!
Je gebruikt twee keer hetzelfde woord om er aandacht op te vestigen.

Nog een voorbeeld van een gedicht: 
O als ik dood zal, dood zal zijn
Kom dan en fluister, fluister iets liefs
J.H. Leopold:

Slide 34 - Slide

Welk stijlfiguur herken je in dit gedicht?

(tegenstelling, herhaling, opsomming, overdrijving)
Vogel

Vogel, mag ik op je rug
gaan we de wolken plukken
vogel
kom nou uit de lucht
je moet even bukken
wat heb je zachte veren
zijn dat je mooiste kleren
als ik zelf vliegen kon
ging ik hoger dan de zon
in de bochten niet zo snel
verder durf ik alles wel

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Wat ga je doen? 

Vorige nog niet af? Kijk naar: bladzijde 21 en 22 (opdracht 1 en 2)
Klaar? Top! Ga verder met opdracht 1, bladzijde 64.

Klaar? Ga de theorie leren (zie magister)
timer
15:00

Slide 37 - Slide

Wat ging goed?
Wat kan er de volgende keer beter?

Slide 38 - Slide

We gaan oefenen met poëzie gedicht schrijven

Wat ga je doen of wat neem je mee?

  • Leesboek
  • Nieuw Nederlands
  • Poëzieboekje

Slide 39 - Slide

Wat heeft deze les je opgeleverd?
A
Veel nieuws geleerd.
B
De theorie kende ik al, maar ik kan het nu beter toepassen.
C
Ik heb goed geoefend, maar vind het nog steeds moeilijk.
D
Niets, ik ben hier al heel goed in.

Slide 40 - Quiz