- Je leert leestekens op de juiste manier gebruiken.
Wat je al weet:
Je schrijft een komma:
- Tussen twee persoonsvormen (Als je rent, ben je sneller.)
- Voor voegwoorden, zoals: maar, want, terwijl, omdat, enz. (Ik wil wel, maar ik mag niet.)
Let op: in principe geen komma voor en en of.