2ta, 2tb, 2tc Cursus Taal §5 en 6

CURSUS 4: Taal   
paragraaf 1
Cursus 4: TAAL


  • Open je boek alvast op blz. 96-97.
  • Log alvast in op LessonUp
    (de code staat  linksonder in beeld).
§6 Thematische uitdrukkingen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

CURSUS 4: Taal   
paragraaf 1
Cursus 4: TAAL


  • Open je boek alvast op blz. 96-97.
  • Log alvast in op LessonUp
    (de code staat  linksonder in beeld).
§6 Thematische uitdrukkingen

Slide 1 - Slide

  • Je kunt werken met een woordenboek en weet wat homoniemen zijn.
  • Je weet wat thematische uitdrukkingen zijn en waarom we die gebruiken.
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

In deze les gaan we:
  • Terugblikken op de vorige lessen;
  • verder met Cursus 4: Taal, paragraaf 5 en 6;
  • in gesprek over de begrippen homoniem, van Dale, letterlijk en figuurlijk, (thematische) uitdrukkingen.

Slide 3 - Slide

  • Geen telefoons.
  • Gebruik je iPad alleen als dat nodig is.
  • Als de docent aan het woord is, is de rest van de klas stil.
  • Als een klasgenoot aan het woord is,
    is de rest van de klas stil.
  • Kortom, we luisteren naar elkaar en weten wanneer we mogen praten.
De regels tijdens de lessen Nederlands

Slide 4 - Slide

In 1851 besloot de Nederlandse regering dat er een Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) moest komen. Je kunt veel informatie over een woord vinden in het woordenboek.
Een homoniem is een woord met meer dan één betekenis: 
bank, blad, arm, bestand.
Het woordenboek

Slide 5 - Slide

  • Sommige woorden in het WNT hadden wel 23 betekenissen.
  • Johan van Dale heeft vier jaar gewerkt om het woordenboek eenvoudiger te maken.
  • Van-Dale woordenboeken worden nog steeds veel gebruikt, ook online.
Van Dale

Slide 6 - Slide

Je kunt in het woordenboek vinden wat de woordsoort van een woord is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Je kunt in het woordenboek vinden of een woord meerdere betekenissen heeft.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Je kunt in het woordenboek vinden of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Wat?
Cursus 7, paragraaf 5: Woordenboek.
Opdracht 1 (blz. 94-95).
Hoe?
Zelfstandig. De eerste vijf minuten in stilte, daarna overleggen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuten.
Klaar?
Maak puzzel 10 (blz. 259) of ga alvast verder met 
opdracht 1.
Opdracht 1 (samen)
timer
10:00

Slide 10 - Slide

Wat?
Cursus 7, paragraaf 5: Woordenboek.
Opdracht 2 en 3 (blz. 94-95).
Hoe?
Zelfstandig. De eerste vijf minuten in stilte, daarna overleggen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuten.
Klaar?
Maak puzzel 10 (blz. 259) of lees de begrippen en de tekst van paragraaf 6 alvast door.
Opdracht 2 en 3 
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Thematische uitdrukkingen
  • Uitdrukkingen zijn unieke combinaties van woorden om uit te leggen wat je bedoelt. 
  • Veel van deze uitdrukkingen zijn thematisch. Denk bijvoorbeeld aan het weer, dieren of het menselijk lichaam.
  • Na regen komt zonneschijn.
  • Blaffende honden bijten niet.
  • Een oogje op iemand hebben.

Slide 12 - Slide

= taal waarmee je precies bedoelt wat er staat.
- Marlou praat graag met haar klasgenoten. 
- Ensar en Kevin zijn net jarig geweest. 
Letterlijk taalgebruik 

Slide 13 - Slide

= taal waarmee je iets anders bedoelt dan wat er staat. Spreekwoorden, uitdrukkingen en gezegdes zijn figuurlijk taalgebruik. Er wordt vaak een beeld (figuur) gebruikt.
Figuurlijk taalgebruik 

Slide 14 - Slide

Letterlijk of figuurlijk?

Slide 15 - Slide

Letterlijk of figuurlijk?

Slide 16 - Slide

  • Zijn onveranderlijke zinnen.
  • Staan altijd in de tegenwoordige tijd.
  • Zijn altijd figuurlijk bedoeld.

Wie weet nog een spreekwoord?
Spreekwoorden

Slide 17 - Slide

  • Zijn vaste combinaties van woorden.
  • Zijn ook altijd figuurlijk bedoeld.

Wie weet nog een uitdrukking?
Uitdrukkingen

Slide 18 - Slide

Spreekwoorden en uitdrukkingen
1. Zoek op je iPad drie spreekwoorden of uitdrukkingen en schrijf deze op in je schrift.Let op: ze moeten alle drie over hetzelfde thema gaan! Denk bijvoorbeeld aan dieren, het weer of het menselijk lichaam.
2. Noteer wat deze uitdrukkingen betekenen.
3. Onderzoek waar jouw spreekwoord of uitdrukking vandaan komt.
timer
5:00

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Wat?
Cursus 4 Taal, paragraaf 6: Thematische uitdrukkingen (blz. 96-97). Opdracht  1 en 2.
Hoe?
Zelfstandig.
5 minuten in stilte, daarna overleggen en vragen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
Tien minuten.
Klaar?
1) Maak een samenvatting van de begrippen van paragraaf 1 t/m 6. Probeer bij ieder begrip een voorbeeld te noemen.
2) Maak puzzel 12 op blz. 261.
Tijd voor huiswerk
timer
10:00

Slide 21 - Slide

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencodes:
u2ta: qjffs
u2tb: sgmrx
u2tc: dqymz

Slide 22 - Slide

  • Je kunt werken met een woordenboek en weet wat homoniemen zijn.
  • Je weet wat thematische uitdrukkingen zijn en waarom we die gebruiken.
Lesdoelen

Slide 23 - Slide

Wat is letterlijk taalgebruik?
Beschrijf het in je eigen woorden.

Slide 24 - Mind map

Wat is figuurlijk taalgebruik?
Beschrijf het in je eigen woorden.

Slide 25 - Mind map

Waarom gebruiken we nog steeds (thematische) uitdrukkingen? Leg uit je in je eigen woorden.

Slide 26 - Open question

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 27 - Slide