3.4 - Uitscheiding

Thema 3
Bloedsomloop
Atheneum 3
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 3
Bloedsomloop
Atheneum 3

Slide 1 - Slide

Deze les
  • Herhalen/oefenen
  • Uitleg Bs 4 - uitscheiding


Slide 2 - Slide

Hoofdstuk 3 - De bloedsomloop
3.1 - Bloed
3.2 - De bloedsomloop
3.3 - Het hart
3.4 - Uitscheiding
3.5 - Het immuunsysteem
3.6 - Gezond leven

Slide 3 - Slide

Hoofdstuk 3 - De bloedsomloop
Herhaling
3.2 - De bloedsomloop
3.3 - Het hart



Slide 4 - Slide

Tekst
Slagaders
Haarvaten
Aders
Gespierde wand
1 cellaag dik
Dunne wand, weinig gespierd
Vervoert bloed van hart af
Heeft kleppen
Hier is gaswisseling

Slide 5 - Drag question

Drie type bloedvaten





1 ader                        2 haarvaten                 3 slagader

Slide 6 - Slide

Slagaders
Het hart pompt bloed de slagaders in. Het bloed drukt daardoor hard tegen de wand van een slagader aan. 

  • Bloeddruk in de slagaders hoog => wanden zijn dik, stevig en elastisch.
  • Slagaders liggen meestal diep in je lichaam  (goed beschermd)
  • Als een slagader stuk gaat => door de hoge bloeddruk veel bloed veel bloedverlies.
- lopen van het hart af.
- hebben een gespierde wand
- de bloeddruk is hoog
- liggen vaak diep in het lichaam

Slide 7 - Slide

Aders
Door de aders stroomt het bloed van de organen weg terug naar het hart. Het hart zuigt het bloed in de aders naar zich toe.

- lopen naar het hart toe
- de bloeddruk is laag
- de wanden zijn minder gespierd dan bij de 
  slagaders
- liggen minder diep in je lichaam dan de
  slagaders
- bevatten vaak aderkleppen

Aderkleppen zorgen ervoor dat het bloed in de aders niet terugstroomt naar de organen.

Slide 8 - Slide

Hart-longen-hart hoort bij?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
C
Geen van beiden

Slide 9 - Quiz

Kleine bloedsomloop
linkerboezem
linker longader
linker long slagader
haarvaten rechter long

Slide 10 - Drag question


Wat is nr. 6?
1
2
3
4
5
6
A
slagader met zuurstofrijk bloed naar de bovenste holle ader
B
een ader van de kleine bloedsomloop
C
ader met zuurstofarm bloed naar de bovenste holle ader
D
een slagader van de grote bloedsomloop

Slide 11 - Quiz

aorta
longslagader
rechterboezem
linkerboezem
longader
linkerkamer
halvemaanvormige kleppen
halve maanvormige kleppen
rechterkamer
rechter hartkleppen
linker hartkleppen
harttussenwand
onderste holle ader
kransader
bovenste holle ader
halve maanvormige kleppen

Slide 12 - Drag question


Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Waar bevindt zich zuurstofarm bloed?
A
1
B
2
C
4

Slide 13 - Quiz

Bloed uit je handen komt in de linkerboezem binnen via de...
A
Aorta
B
Onderste holle ader
C
Longslagader
D
Bovenste holle ader

Slide 14 - Quiz

Het bloed stroomt van een kuitspier via de longen weer terug naar dezelfde kuitspier.
Het bloed gaat daarbij minstens tweemaal door het hart.
Door welke delen van het hart stroomt het bloed hierbij achtereenvolgens?
A
Linkerboezem – linkerkamer – rechterboezem – rechterkamer.
B
Linkerkamer – linkerboezem – rechterkamer – rechterboezem.
C
Rechterboezem – rechterkamer – linkerboezem – linkerkamer.
D
Rechterkamer – rechterboezem – linkerkamer – linkerboezem.

Slide 15 - Quiz


De wanden van het hart
A
zijn overal even dik
B
zijn bij de linkerkamer dikker dan de rechterkamer
C
zijn bij de rechterkamer dikker dan bij de linkerkamer
D
zijn bij de boezems dikker dan bij de kamers

Slide 16 - Quiz

Hoofdstuk 3 - De bloedsomloop
3.4 - Uitscheiding


Slide 17 - Slide

Doelen van deze paragraaf
  • Je kan de kenmerken van delen van nieren en urinewegen benoemen
  • Je kan de taken van delen van nieren en urinewegen benoemen

Slide 18 - Slide

Naamgeving van bloedvaten



Van hart (af) naar nier = nierslagader




Van nier naar hart (toe) = nierader

Slide 19 - Slide

Nieren
BINAS 85A
Filtreren van bloed

180 L voor-
urine

0,9 - 2 L urine

Slide 20 - Slide

Kleur

  • Licht geel: veel water in de urine.
  • Donker geel: weinig water in de urine.
  • Donkergeel tot donkerbruin: kan duiden op leveraandoening.
  • Roze, roodbruin of vleeskleurig: bloed bij de urine. Dit noem je?

Slide 21 - Slide

Uitscheiding
Afvalstoffen uitscheiden

Afvalstoffen ontstaan o.a. bij verbranding:
  • Koolstofdioxide en water

  • Koolstofdioxide via longen
  • Water via huid en nieren

Slide 22 - Slide

De onderdelen van je nieren en urinewegen
Een nier bestaat uit:
het nierschors, niermerg 
en de nierbekken.
Nierschors: bloed gefilterd, 
Via niermerg naar nierbekken
dan naar je urineleiders

Slide 23 - Slide

Nieren en urinewegen

Slide 24 - Slide

Werking nieren en blaas
Bloed gefilterd in de nieren
Water uit bloed gehaald, teveel aan water naar urineblaas via urineleider

In urineblaas wordt teveel aan water opgeslagen
Verlaat via urinebuis het lichaam 

Slide 25 - Slide

Vragen

Slide 26 - Slide

De nieren liggen.....
A
Laag in de buikholte
B
In het midden van de buikholte
C
Hoog in de buikholte
D
In de borstholte

Slide 27 - Quiz

Van waaruit wordt bloed aangevoerd aan de nieren?
A
Vanuit de linker -en rechter nieraders
B
Vanuit de linker-en rechter nierslagaders
C
Vanuit de buikslagaders
D
Vanuit de buikaders

Slide 28 - Quiz

Wat doen de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen

Slide 29 - Quiz

Van buiten naar binnen bestaat de nier uit....
A
Nierschors, niermerg, nierbekken
B
Niermerg, nierbekken, nierschors
C
Nierbekken, niermerg, nierschors
D
Nierschors, nierbekken, niermerg

Slide 30 - Quiz

Waar liggen de nieren
A
voorkant buik
B
achterkant buik
C
voorkant borst
D
achterkant borst

Slide 31 - Quiz

Aan het werk
Maken
Basisstof 4: opdracht 3 t/m 7

Klaar? Lezen: 
basisstof 5: het immuunsysteem

Slide 32 - Slide

Begrippen
Nieren
Nierslagaders/Nieraders
Nierschors
Niermerg
Nierbekken
Urine
Urineleiders
Urineblaas
Urinebuis

Leerdoelen:
  • Je kan de kenmerken van delen van nieren en urinewegen benoemen
  • Je kan de taken van delen van nieren en urinewegen benoemen

Slide 33 - Slide