This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Mini-toets terugblik 3.1 t/m 3.4
Slide 1 - Slide
1) Kleine bloedsomloop =
Hart - - hart
2) Grote bloedsomloop =
Hart - - hart
hele lichaam
longen
Slide 2 - Drag question
Slagader
Ader
Naar het hart toe
Van het hart af
Dikke gespierde wand
Niet zo'n gespierde wand
Overal kleppen
Kleppen bij het hart
Slide 3 - Drag question
Rode bloed cellen
Witte bloed cellen
Bloed plaatjes
Bloed plasma
Een vloeistof benodigd voor transport van andere stoffen
opname van zuurstof om af te geven aan andere organen
Het doden van ziekte verwekkers
Delen van uiteengevallen cellen, nodig voor stolling
Slide 4 - Drag question
Ader
Slagader
Haarvat
Zuurstofrijk bloed
Zuurstofarm bloed
Zuurstofrijk bloed
Slide 5 - Drag question
witte
bloedcel
rode
bloedcel
bloed-plaatje
Slide 6 - Drag question
In de afbeelding is een doorsnede van een schematisch hart weergegeven. Sleep de onderdelen naar het hart.
timer
1:00
Rechterboezem
Rechterkamer
Linkerboezem
Linkerkamer
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart in
Bloed stroomt het hart uit
Bloed stroomt het hart uit
Slide 7 - Drag question
Welke bloedvaten vervoeren bloed het hart in?
A
Longslagaders
B
Aorta en halsader
C
Longader en holle aders
D
Haarvaten en slagaders
Slide 8 - Quiz
Hoe verloopt de hartslag?
A
Kamers trekken samen, boezems trekken samen
B
Samentrekken boezem, samentrekken kamer, rust
C
samentrekken boezems, samentrekken kamers
D
samentrekken linkerkant, samentrekken rechterkant
Slide 9 - Quiz
Welke aders verzorgen je hart met bloed?
A
kransslagaders
B
longaders
C
holle aders
D
kleppen
Slide 10 - Quiz
Het hart pomp zuurstofarm bloed in de........
A
Longslagader
B
Longader
C
Aorta
D
Holle ader
Slide 11 - Quiz
De wand van een slagader is ... De bloeddruk in een slagader is ...
A
... Dik
... Hoog
B
... Dik
... Laag
C
... Dun
... Hoog
D
... Dun
... Laag
Slide 12 - Quiz
Wat is de naam van het bloedvat dat wordt aangegeven met nr. 1?
A
Halsader
B
Holle ader
C
Longslagader
D
Aorta
Slide 13 - Quiz
In welk deel van het hart, stroomt zuurstofrijk bloed het hart in?
A
Linkerkamer
B
Rechterkamer
C
Linkerboezem
D
Rechterboezem
Slide 14 - Quiz
Een rode bloedcel bevindt zich in de onderste holle ader. De cel gaat daarna zes keer door het hart. Hoe vaak is deze rode bloedcel door de lever gegaan als hij voor de zesde keer het hart verlaat?
A
Minimaal: 0
Maximaal: 4
B
Minimaal: 0
Maximaal: 2
C
Minimaal: 2
Maximaal: 4
D
Minimaal: 2
Maximaal: 2
Slide 15 - Quiz
Bij veel hartoperaties moet het hart worden stilgelegd. De functies van het hart en van de longen worden dan overgenomen door een zogenoemde hart-longmachine.
Tijdens een operatie is een patiënt aangesloten op een hart-longmachine.
Welke bloedsomloop wordt door de hart-longmachine geheel vervangen?
A
Alleen de grote bloedsomloop
B
Alleen de kleine bloedsomloop
C
Zowel de grote als de kleine bloedsomloop
Slide 16 - Quiz
Welk deel van het hart heeft de meest gespierde wand? En waarom moet dit deel zo gespierd zijn?
A
Rechter Kamer, om het in de aorta te pompen
B
Rechter Kamer, om het door het hele lijf te pompen
C
Linker Kamer, om het in de aorta te pompen
D
Linker Kamer, om het door het hele lijf te pompen
Slide 17 - Quiz
Een rode bloedcel die in de kleine bloedsomloop zuurstof heeft opgehaald gaat terug naar het hart.
In welk deel van het hart komt deze bloedcel als eerste terecht?
A
linkerboezem
B
linkerkamer
C
rechterboezem
D
rechterkamer
Slide 18 - Quiz
Vergelijk de aorta met de longslagader.
De bloeddruk in de aorta is .......... de bloeddruk in de longslagader
A
gelijk aan
B
hoger dan
C
lager dan
Slide 19 - Quiz
Loopt de nierslagader naar de nier toe of van de nier af?
A
Naar de nier toe
B
Van de nier af
C
Van de linkernier naar de rechternier
Slide 20 - Quiz
De buitenste laag van de nier wordt ...................................... van de nier genoemd
A
het niermerg
B
de nierschors
C
het nierkapsel
D
het niervlies
Slide 21 - Quiz
De functie van de nieren is uitscheiding. Wat scheiden de nieren uit?