Nederlands les 32

Startopdracht
 Vul het werkblad in! Klaar? Lezen in je leesboek.
timer
10:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
ArabWOStudiejaar 5

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

Startopdracht
 Vul het werkblad in! Klaar? Lezen in je leesboek.
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Uitleg spelling hoofdstuk 3
  • Hoe vind je het lijdend voorwerp?
  • Beterspellen
  • Huiswerk & afsluiten

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Na de les kan je met behulp van valentie het lijdend voorwerp vinden.

Slide 3 - Slide

Maak de zinnen af!
  • Ik kijk
  • Ik praat
  • Ik lees
  • Ik verwacht
  • Ik fiets
Maak de zinnen volledig. Bijv. Ik kijk naar buiten.
Schrijf alle zinnen volledig en correct in je schrift!
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Wat is valentie?
Aan het woord lopen hoef je niets toe te voegen, dus heeft het woord ‘lopen’ een valentie van 1.

Lezen kan je niet doen zonder iets, je hebt een tekst nodig die je leest. Dus moet je ‘iets’ lezen, bijvoorbeeld een boek. Het woord lezen heeft één toevoeging nodig, dus heeft het een valentie van 2. 

Het boek is in dit geval het lijdend voorwerp, want die heb je nodig om te kunnen lezen.

Slide 5 - Slide

SPELLETJE
Jullie hebben allemaal een groen en een rood kaartje. Er komt steeds een werkwoord op het bord. Doe je groene kaartje omhoog als je denkt dat het woord een valentie heeft van 1 en een rood kaartje omhoog als je denkt dat het woord een valentie heeft van 2!

Slide 6 - Slide

Dansen

Slide 7 - Slide

Eten

Slide 8 - Slide

Praten

Slide 9 - Slide

Weggooien

Slide 10 - Slide

Zitten

Slide 11 - Slide

In tweetallen!
Jullie krijgen allemaal 1 setje met roze kaartjes (werkwoorden), 1 setje met groene kaartjes (iets & iemand) en een setje met blauwe kaartjes (voorzetsel: aan). Jullie gaan in tweetallen combinaties maken met de roze en groene kaartjes. Jullie moeten een blauw kaartje (aan) toevoegen waar dat kan in de zin. Een voorbeeld  kan zijn ‘iemand droomt’ of ‘iemand koopt iets’ of
‘iemand geeft iets aan iemand’. Dus bij sommige werkwoorden kan je meerdere kaartjes gebruiken. 

timer
10:00

Slide 12 - Slide

Stap 2
Jullie krijgen een nieuwe set kaartjes! Jullie mogen de kaartjes iets en iemand vervangen voor een kaartje uit de nieuwe set. 
timer
10:00

Slide 13 - Slide

Omdraaien!
Kijk bij de kaartjes van jullie buren. Kunnen jullie het lijdend voorwerp vinden in hun zinnen?
timer
5:00

Slide 14 - Slide

Huiswerk
Leren: theorie woordenschat (groene stukje)
Lezen: kennisoverzicht woordenschat

Volgende week SO WOORDENSCHAT H3

Slide 15 - Slide

Beterspellen 1C

Slide 16 - Slide

Beterspellen 1B

Slide 17 - Slide

Beterspellen 1D

Slide 18 - Slide