UNIDAD 1 Mi familia y yo - parte 3

Español A1/A2 
1 / 41
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Español A1/A2 

Slide 1 - Slide

Hasta ahora
Verbos SER y TENER
El alfabeto
Pronunciación (uitspraak)
Numeros 1 - 20
Pronombres personales

                            ¿Preguntas? ¿Dudas? 
      

Slide 2 - Slide

Programa de hoy

Repaso de los pronombres (persoonlijke voornaamwoorden)
Los artículos (lidwoorden)
Sustantivos (zelfstandige naamwoorden
Plural (meervoud)
Verbos (werkwoorden) regulares terminando en -AR 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Digiplein: online omgeving boek
- Eerst registeren
- Inloggen
- Boek toevoegen bij 'licentie' > licentiecode invoeren
- Nu staat het boek bij 'boekenplank'
- Voer nu deze code in bij 'klassen':
d8a2s
> volgende week!

Slide 5 - Slide

Quizlet live

Slide 6 - Slide

Repaso: 
ejercicio pronombres

Slide 7 - Slide

Pronombres personales
Yo = Ik
Tú = Jij
Él/Ella/Usted = Hij/zij/u (enkelvoud)
Nosotros/as = Wij
Vosotros/as = Jullie
Ellos/ellas = Zij (meervoud)

Slide 8 - Slide

Weet jij de persoonlijke voornaamwoorden in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna hetzelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor González

Slide 9 - Drag question

Los artículos = lidwoorden
Wat zijn lidwoorden?
Welke kennen we in het Nederlands?
Wat is het verschil tussen een bepaald en onbepaald lidwoord?

Slide 10 - Slide

Lidwoorden (m/v) 
De/het    (bepaalde)


El -> mannelijk (ev) / Los (mannelijk (mv)
La - vrouwelijk (ev) / Las (vrouwelijk (mv)

Slide 11 - Slide

Lidwoorden (m/v) 
Een    (onbepaalde)


Un -> mannelijk (ev) / Unos (mannelijk (mv)
Una - vrouwelijk (ev) / Unas (vrouwelijk (mv)

Slide 12 - Slide

Lidwoorden (m/v)
El chico   (de jongen)                   la chica  (het meisje)
Los chicos (de jongens)            las chicas (de meisjes)


El -> mannelijk (ev) / Los (mannelijk (mv)
La - vrouwelijk (ev) / Las (vrouwelijk (mv)

Slide 13 - Slide

Mannelijke & vrouwelijke lidwoorden (Los artículos)


Slide 14 - Slide

Lidwoorden (m/v)
mannen ->  el profesor                    vrouwen -> la profesora 
 - o            ->  el libro                             - a             -> la casa 
- ma         -> el programa                   - ión          -> la estación
- veel medeklinkers - el pan,           - dad         -> la universidad 
   el fútbol
Rest van de woorden-> uit het hoofd leren.


Slide 15 - Slide

Mannelijke en vrouwelijke zelfstandig naamwoorden?
Hoe herken je die in het Spaans?
Mannelijke zelfstandige 
naamwoorden eindigen op:
 -O: zoals EL libro (het boek), EL niño  (de jongen), EL cuaderno (het schrift)
 -L: zoals EL hotel (het hotel), EL árbol (de boom) 
 -AJE: zoals EL equipaje (de bagage), EL garaje (de garage)
 -OR: zoals EL amor (de liefde) EL vendedor (de verkoper)
-MA: zoals EL sistema (het systeem).


Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden eindigen op:
-A: zoals LA casa (het huis), LA niña 
(het meisje) LA bicicleta (de fiets)
-SIÓN: LA decisión (de beslissing) 
-CIÓN: LA estación (het station) 
-DAD: LA edad (de leeftijd) LA verdad (de waarheid)
-TAD: LA libertad (de vrijheid),
 -ED: LA pared (de muur)


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

El
La 
   tortilla
  señor
  formulario
  prioridad
  vaca
  actriz
   bicicleta
  colegio
  toro 
  vestido 
  presentación

Slide 18 - Drag question

Plaats de zelfstandige naamwoorden bij het juiste lidwoord.
la
los
las
el
profesora
música
mesa
libro
bolígrafos
carpetas
alumnos
sillas
pizarras
borrador

Slide 19 - Drag question

Slide 20 - Link

El sustantivo (zelfstandig naamwoord)


Wat is een zelfstandig naamwoord?
Kun je een voorbeeld noemen?

Slide 21 - Slide

Een zelfstandig nw. is in het Spaans altijd mannelijk of vrouwelijk





La chica (vrouwelijk)
El chico (mannelijk)
La ciudad (vrouwelijk)
El libro (mannelijk)

Slide 22 - Slide

Plural (meervoud)
Als je een Spaans woord in het meervoud zet, komt er 's' of 'es' bij.

  • Eindigt een zelfstandig naamwoord op een klinker (A/E/O/U/I)?    +s
  • Eindigt een zelfstandig naamwoord niet op een klinker?               +es


La mesa >    Las mesas                            El rotulador  >   Los rotuladores 
El libro    >    Los libros                              Una ciudad   >   Unas ciudades
Vergeet niet dat je ook het lidwoord moet aanpassen naar het meervoud!

Slide 23 - Slide

Plural (meervoud)
Woorden eindigend op klinkers (a, e, i, o, u)  -> + s
fruta -> frutas,  libro -> libros,  nombre -> nombres

Woorden eindigend op medeklinkers  -> + es
hotel -> hoteles, canción -> canciones 
PAS OP! Uitzonderingen: woorden op  -y + es: rey = reyes
woorden op -z (z = c): feliz = felices

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Verbos terminando en -ar
¿Qué es un verbo?

Slide 28 - Slide

Regelmatige werkwoord 
eindigend op -AR
Hele werkwoord eindigend op -AR

Bijv. hablar, cantar, viajar, caminar

Stam + vervoeging
Hele ww = cantar
Stam = cant + vervoeging

Slide 29 - Slide

De stammen van
hablar, viajar en caminar
zijn:

Slide 30 - Mind map

Vervoeging ww op -ar
Yo                        stam + o                    hablo               ik praat
Tú                        stam + as                  hablas            jij praat
El/ella/Ud        stam + a                     habla              hij/zij/u praat
Nosotros/as  stam + amos            hablamos     wij praten
Vosotros/as   stam + áis                 habláis            jullie praten
Ellos/ellas/Uds stam + an              hablan            zij praten

Slide 31 - Slide

Yo
O
bailO
AS
bailAS
Él/ella/usted
A
bailA
Nosotros
AMOS
bailAMOS
Vosotros
ÁIS
bailÁIS
Ellos/ellas
AN
bailAN

Slide 32 - Slide

verbos regulares (regelmatige werkwoorden)
-ar, -er, -ir



Hablar
(praten)

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Link

Slide 35 - Link

- AR werkwoorden
yo bail
tú bail
él/ella/usted bail
Nosotros/nosotras bail
vosotros/as bail
ellos/ellas/ustedes bail
-O
-AS
-A
-AMOS
-ÁIS
-AN

Slide 36 - Drag question

Sleep de -AR werkwoorden naar de juiste plek.
3.  Yo...................perfectamente el inglés.
1. Tú...............la salsa y el flamenco.
2. Pedro.............música española en su dormitorio.
5. Nosotros..................bien.
4. Carlos y tú .............por el parque.
6. Juan y María .......................en la escuela.
hablo
bailas
escucha
camináis
cantamos
estudian

Slide 37 - Drag question

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS

Slide 38 - Drag question

Slide 39 - Video

Los deberes:
LessonUp:  
Unidad 1 Mi familia y yo - parte 1, 2 y 3
Libro:
Ejercicios:  1.19, 1.20, 1.21
Quizlet:
Set 4: regelmatige werkwoorden -ar
Set: Unidad 1: mi familia y yo  (nodig voor opdracht 1.21!!)

Slide 40 - Slide

¡Hasta mañana!

Slide 41 - Slide