21ème cours 26 novembre

1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo g, t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planning et buts
Aan het eind van dit lesuur....
1. Kan je een forum over zakgeld begrijpen
2. Kan je het meewerkend voorwerp toepassen
Planning:
1. Introductie Onderdeel B (10 minuten)
2. Opdrachten 8,9bc,10 en 11 maken (p. 52-55 WB) (20 minuten)
3. Opdracht 12ab klassikaal maken (10 minuten)
4. Uitleg Grammaire C (15 minuten)
5. Maak opdrachten 13b,13c,13e en 14 (p.56-58 WB)








Slide 2 - Slide

Klassenregels
We werken rustig samen in de klas.
We respecteren elkaar. 
We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.
Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.
We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook in de telefoontas.
We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.
We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.
We laten elkaar uitpraten.
We eten en drinken niet in het klaslokaal (behalve in de pauzes).
We verstoren niet bewust de les (door bijvoorbeeld dingen door te klas te gooien of te roepen)

Slide 3 - Slide

Wat is een meewerkend voorwerp? 


Een meewerkend voorwerp is degene die iets ontvangt of verneemt of van wie iets wordt afgenomen; 

Het meewerkend voorwerp begint vaak met het voorzetsel aan – als dat niet in de zin staat, kan het er meestal bij gedacht worden. 


Slide 4 - Slide

Het meewerkend voorwerp
In het Nederlands te herkennen aan een voorzetsel.

Ik geef dit boek aan jou.
jou = meewerkend voorwerp

Slide 5 - Slide

Zij geeft een snoepje aan levi.
aan Levi = meewerkend voorwerp.

Het meewerkend voorwerp kun je hier vervangen door hem.

Zij geeft hem een snoepje.

Slide 6 - Slide

Zij geeft een cadeau  aan haar vriendin.
aan haar vriendin = meewerkend voorwerp.

Het meewerkend voorwerp kun je hier vervangen door haar.

Zij geeft haar een cadeau.

Slide 7 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord als  meewerkend voorwerp in het Frans. 

NL
Frans
Voorbeeld
mij / me
me, m'
Jan me donne un livre. 
jou / je
te, t'
Jan te donne un livre. 
hem / haar
lui
Jan lui donne un livre. 
ons
nous
Jan nous donne un livre. 
jullie / u
vous
Jan vous donne un livre. 
hen
leur
Jan leur donne un livre. 

Slide 8 - Slide


Door welke woorden kun je het meewerkend voorwerp vervangen?
A
me, te, te, la, nous, vous, leur
B
me, te, lui, nous, vous, les
C
me, te, lui, nous, vous, leur

Slide 9 - Quiz

Tu lui écris ?

Meewerkend voorwerp =
A
Tu
B
lui
C
écris

Slide 10 - Quiz

Vervang het lijdend / meewerkend voorwerp:

J'ecris à ma soeur
A
Je lécris
B
Je leur écris
C
J'écris lui
D
Je lui écris

Slide 11 - Quiz

Welke vorm van het persoonlijk voornaamwoord is een meewerkend voorwerp?
A
moi
B
toi
C
me/m'
D
tu

Slide 12 - Quiz

Vervang het meewerkend voorwerp:
Elle parle à ses collègues.
A
Elle le parle
B
Elle lui parle
C
Elle les parle
D
Elle leur parle

Slide 13 - Quiz

het meewerkend voorwerp
Tu as dit à Marie de partir?
A
Je lui ai dit de partir
B
je l'ai dit de partir

Slide 14 - Quiz

het meewerkend voorwerp
Tu as répondu aux copains?
A
Je leurs ai répondu par courriel.
B
je leur ai répondu par courriel.

Slide 15 - Quiz

Verander de volgende zinnen:
1. Je donne un cadeau à Marit
2. Elle écrit un lettre à Mark et Pierre
3. Tu demandes une question à moi.

Slide 16 - Open question

Devoirs
Maak opdrachten 13b,13c,13e en 14abce (p.56-58 WB)
Leer Vocabulaire A en B (p.82-83 WB) en neem Grammaire C nog eens goed door (p.24 TB)

Slide 17 - Slide

Exit-ticket. Geef antwoord met behulp van het boek en/of vertaler:
1. Qu'est-ce que tu as acheté recemment?
2. Tu as un petit boulot? (Geef ook aan wat je bijbaantje is)

Slide 18 - Open question