Nederlandse vs Duitse grammatica
Het Duits kent een
Dativobjekt en een
Akkusativobjekt.
Het Nederlands kent een lijdend voorwerp en een meewerkend voorwerp.
Vaak is het Dativobjekt hetzelfde als het meewerkend voorwerp:
Beispiel: Sie gibt ihrem Freund einen Kuss.
NL: aan haar vriend, dus meewerkend voorwerp.
DU: 'geben' heeft een Dativobjekt, dus 3e naamval