This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Herhaling 3.1 en 3.2
Slide 1 - Slide
In 1923 was er in Duitsland een economische crisis.
▻Wat was een oorzaak van deze crisis? ▻En wat was een gevolg daarvan?
A
de bezetting van het Ruhrgebied
demilitarisatie van Duitsland
B
de bezetting van het Ruhrgebied
inflatie
C
het Dawesplan
demilitarisatie van Duitsland
D
het Dawesplan
inflatie
Slide 2 - Quiz
Wat was de naam van Duitsland in het interbellum?
Slide 3 - Open question
Gebruik de bron ▻Welke begrippen passen bij de herinnering?
A
indoctrinatie + showprocessen
B
indoctrinatie + strafkampen
C
terreur + showprocessen
D
terreur + strafkampen
Slide 4 - Quiz
Wat hoort er bij het nationaalsocialisme
Hoort niet bij nationaalsocialisme is iets anders
Antidemocratisch
NSDAP
inflatie
Totalitair
Socialisten
Iedereen is gelijk
Slide 5 - Drag question
Welk begrip past bij deze afbeelding? Wat is de betekenis van dit begrip
Slide 6 - Open question
Stalin organiseerde showprocessen. Welke reden had hij daarvoor?
A
Zo liet hij zien dat hij beter was dan zijn voorganger, die mensen zonder proces in strafkampen liet opsluiten.
B
Dankzij de showprocessen werd duidelijk dat de planeconomie goed werkte.
C
Dankzij de showprocessen leek het alsof er in de Sovjet-Unie een eerlijke rechtspraak was.
D
Door de showprocessen werd Stalin steeds populairder, ook bij zijn tegenstanders.
Slide 7 - Quiz
In een totalitaire samenleving, zoals in de Sovjet-Unie, heeft de overheid alle macht. De overheid kan terreur dus makkelijk tegengaan. Daarom komt er in een totalitaire samenleving vrijwel nooit terreur voor.
A
Dit is waar
B
Dit is niet waar
Slide 8 - Quiz
Het communisme in de Sovjetunie had gevolgen voor de arbeiders.
Welk gevolg voor de arbeiders is juist?
A
De arbeiders merkten niet veel van het communisme, omdat het
communisme zich vooral bezighield met politiek.
B
De arbeiders moesten door middel van communistische vijfjarenplannen
eigen bedrijven beginnen.
C
De arbeiders moesten werken aan de door de communistische partij opgelegde productieplannen.
D
De arbeiders werden massaal van de stad naar het platteland gestuurd om daar verplicht samen te werken in de landbouw.
Slide 9 - Quiz
Met welke beloftes probeerde Hitler aan het begin van de jaren dertig de steun van het Duitse volk te krijgen?
A
de beloftes dat de rechtsstaat zou worden ingevoerd en de werkloosheid zou worden bestreden
B
de beloftes dat de werkloosheid zou worden bestreden en het leger zou worden herbewapend
C
de beloftes dat het leger zou worden herbewapend en indoctrinatie zou
worden toegepast
D
de beloftes dat indoctrinatie zou worden toegepast en de rechtsstaat zou
worden ingevoerd
Slide 10 - Quiz
Welke staatkundige kaart hoort bij Europa tijdens het Interbellum?
Gebruik de bron
A
kaart 1
B
kaart 2
C
kaart 3
D
kaart 4
Slide 11 - Quiz
Wat was de naam van de jeugdorganisatie voor jongens in Nazi-Duitsland?
A
Hitlerjugend
B
Bund Deutscher Mädel
C
Wehrmacht
D
Hitlerjungs
Slide 12 - Quiz
Toen Stalin in de Sovjet-Unie aan de macht kwam, wilde hij van zijn land een moderne industriële staat maken. Welke maatregelen nam Stalin om van de Sovjet-Unie een moderne industriële staat te maken?
A
collectivisatie van de landbouw en invoering van een vijfjarenplan
B
invoering van een vijfjarenplan en opbouw van een verzorgingsstaat
C
opbouw van een verzorgingsstaat en werkverschaffingsprojecten
D
werkverschaffingsprojecten en collectivisatie van de landbouw
Slide 13 - Quiz
In 1929 stortte de beurs op Wall Street in. Het gevolg daarvan was een wereldwijde economische crisis. Duitsland werd door deze crisis extra zwaar getroffen.
Waarom werd Duitsland extra zwaar getroffen door de wereldwijde economische crisis?
A
De Verenigde Staten hadden hun financiële hulp aan Duitsland stopgezet.
B
Duitsland had geld uitgeleend aan andere landen om de economie weer op te bouwen.
C
Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger weer op te bouwen.
D
Roosevelt had opdracht gegeven om alle Duitse producten uit
Amerikaanse winkels te halen.
Slide 14 - Quiz
Welke overeenkomst is er tussen de drie donkergrijs gekleurde landen (1, 2 en 3)?
Gebruik de bron
A
Deze landen hadden een communistische regering.
B
Deze landen kenden een democratische regeringsvorm.
C
Deze landen vormden samen een militair bondgenootschap.
D
Deze landen waren dictaturen.
Slide 15 - Quiz
Hieronder staan vijf gebeurtenissen die te maken hebben met Duitsland in de periode 1918-1939. Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
1
2
3
4
5
Duitsland accepteert het Dawesplan.
In Duitsland wordt het Ruhrgebied bezet.
In Duitsland vindt de conferentie van München plaats.
Duitsland wordt lid van de Volkenbond.
Duitsland wordt een dictatuur.
Slide 16 - Drag question
Gebruik de bron
▻Welke begrippen passen bij de bron?
A
persoonsverheerlijking + propaganda
B
persoonsverheerlijking + terreur
C
planeconomie + propaganda
D
planeconomie + terreur
Slide 17 - Quiz
Gebruik de bron
▻Welk begrip hoort bij de bron?
A
censuur
B
geheime politie
C
showproces
D
strafkamp
Slide 18 - Quiz
Welk begrip past bij de conferentie van München 1938?
A
Gelijkschakeling
B
Führerprincipe
C
Anschluss
D
Appeasementpolitiek
Slide 19 - Quiz
Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Anschluss
B
Lebensraum
C
Heim ins Reich
D
Kristallnacht
Slide 20 - Quiz
Laatste vraag:
Slide 21 - Slide
Hieronder staan vijf gebeurtenissen die te maken hebben met Duitsland in de periode 1918-1939. Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
1
2
3
4
5
Lenin aan de macht
Hitler aan de macht
Mussolini aan de macht
Kristallnacht
Stalin aan de macht
Slide 22 - Drag question
Het volgende snap ik nog niet / wil ik nog meer over weten