HC deelcontext 1: De Verlichting

HC 2.1: De Verlichting (1650 -1789)
  • Hoofdvraag: Welke ideeën ontstonden tijdens de Verlichting over een meer rechtvaardige  samenleving?
  • Kenmerkende aspecten:
  • 23. Het streven van vorsten naar absolute macht
  • 26. Wetenschappelijke revolutie
  • 27. Rationeel optimisme en 'verlicht denken' dat werd toegepast op alle terreinen van de   samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
  • 28. Voortbestaan van 'ancien régime' met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse, verlichte wijze vorm geven (verlicht absolutisme)

1 / 32
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 32 slides, with interactive quiz, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

HC 2.1: De Verlichting (1650 -1789)
  • Hoofdvraag: Welke ideeën ontstonden tijdens de Verlichting over een meer rechtvaardige  samenleving?
  • Kenmerkende aspecten:
  • 23. Het streven van vorsten naar absolute macht
  • 26. Wetenschappelijke revolutie
  • 27. Rationeel optimisme en 'verlicht denken' dat werd toegepast op alle terreinen van de   samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
  • 28. Voortbestaan van 'ancien régime' met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse, verlichte wijze vorm geven (verlicht absolutisme)

Slide 1 - Slide

Van Absolutisme naar de Verlichting

1650-1789

Slide 2 - Slide

 Wat is Verlichting? > 'Durf te denken' (Kant, 1724-1804)
  • Komt voort uit de wetenschappelijke revolutie die weer geactiveerd wel door:
  •  Humanisme, ontdekkingsreizen en vooruitgang ambachten
  • Kennis van klassieke inzichten +
  • nieuwe inzichten door
  • kennis op grond van zintuiglijke waarneming:
  • empirisme
  • Maar: in hoeverre zijn onze zintuigen te vertrouwen? >>>>



Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

vincent van Gogh

Slide 9 - Slide

 Wat is Verlichting?  


  • naast rationalisme (René Descartes, 'Je pens donc je suis') =
  • kennis op grond van logisch en verstandelijk redeneren, op grond van aangeboren ideeën.
  • ook: empirisme (John Locke)=
  • enige betrouwbare bron is waarneming en experimenteren, en 'Kennis is veranderlijk'. 
  • Gevolg: het ontstaan van het 'Verlichte denken':
  • - rationeel optimisme en vooruitgangsdenken
  • - verstand en rede ipv traditie, bijgeloof en dogma's > 'durf te denken'
  • allerlei zaken in de samenleving worden ter discussie gesteld o.a 
  • geloof, bestuur en sociaaleconomische ordening van de samenleving >
  •  Basis voor de democratische revoluties in Amerika en Frankrijk.


Slide 10 - Slide

HC 2.1: De Verlichting (1650 -1789)
  • Hoofdvraag: Welke ideeën ontstonden tijdens de Verlichting over een meer rechtvaardige  samenleving?
  • Kenmerkende aspecten:
  • 23. Het streven van vorsten naar absolute macht
  • 26. Wetenschappelijke revolutie
  • 27. Rationeel optimisme en 'verlicht denken' dat werd toegepast op alle terreinen van de   samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
  • 28. Voortbestaan van 'ancien régime' met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse, verlichte wijze vorm geven (verlicht absolutisme)

Slide 11 - Slide

De wetenschappelijke revolutie,
Isaac Newton (1643-1727) zeer belangrijk:
  • Onderzoeksmethode:
  • waarnemingen > wiskundig beschrijven  oorzaken zoeken > experimenteren
  • zwaartekracht: Natuurwetten
  • heliocentrisch wereldbeeld
  • Ook: Alchemie >'the philosophers stone'

Slide 12 - Slide

Enkele belangrijke Verlichte denkers:
John Locke                  Montesquieu                  Rousseau                    Adam Smith

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

John Locke (1632-1704): 

  • Mens is een 'tabula rasa' =
  • een onbeschreven blad > gelijkheidsideaal
  • Mens heeft natuurrechten:
  • recht op leven, bezit en vrijheid >
  • volk vormt politieke gemeenschap
  • staat macht af aan parlement/vorst 
  • moet hiervoor garant staan voor rechten 
  • 'sociaal contract', maar: 
  • volk heeft 'recht op verzet'
  •  legde basis voor 'scheiding der machten'


Slide 15 - Slide

Montesquieu: Trias Politica

Slide 16 - Slide

Log in op Lessonup
 In de video heb je gehoord welke rol de Trias Politica heeft gespeeld in de tot stand koning van de Amerikaanse grondwet. 
Beargumenteer waarom de volgende stelling onjuist is:

Slide 17 - Slide

Stelling: de 'trias politica' is in Nederland geheel overgenomen

Slide 18 - Mind map

HC 2.1: De Verlichting (1650 -1789)
  • Hoofdvraag: Welke ideeën ontstonden tijdens de Verlichting over een meer rechtvaardige  samenleving?
  • Kenmerkende aspecten:
  • 23. Het streven van vorsten naar absolute macht
  • 26. Wetenschappelijke revolutie
  • 27. Rationeel optimisme en 'verlicht denken' dat werd toegepast op alle terreinen van de   samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
  • 28. Voortbestaan van 'ancien régime' met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse, verlichte wijze vorm geven (verlicht absolutisme)

Slide 19 - Slide

Kritiek op de ordening in de samenleving
  • Verlichte denkers waren tegen de standenmaatschappij:
  • ipv erfelijke rechten en religieuze ideeën: natuurrechten o.a
  • recht op vrijheid, leven en bezit
  • 'Droit Divin' werd verworpen
  • pas eind 18e eeuw idee van universele vrijheid / volledige gelijkheid >
  • minder gericht op de ratio,
  • meer vanuit het gevoel > romantiek >
  • Rousseau

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Rousseau (1712-1778): 
  • radicaal Verlichte denker want:
  • gericht op gehele volk ipv op bourgeoisie
  • volk van oorsprong 'Sauvage noble' 
  • tegen iedere vorm van gezag
  • algemene wil leidend: sociaal contract >
  • 'de regering uitvoerder gezamenlijke wil'
  • permanente volkssoevereiniteit >
  • directe democratie
  • inspirator Franse Revolutie (Robespierre)

  • grondlegger Romantiek:
  • gevoel ipv ratio

Slide 22 - Slide

Adam Smith:
nadruk op de economie
  • tegenstander van mercantilisme >
  • bepleitte: 
  • - vrijhandel en marktwerking
  • - weinig overheidsinvloed
  • rationeel eigenbelang geeft welvaart >
  • en dient daarmee algemeen belang

Slide 23 - Slide

Verspreiding van de idealen van de Verlichting:
  • 'salons' en koffiehuizen
  • 'Encyclopédie'
  • briefwisselingen en boeken 
  • Natuurkundige genootschappen
  • Tijdschriften

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Verlicht absolutisme:
I. Frederik II de Grote van Pruisen
  • poging van vorsten om:
  • absolutisme te continuëren en:
  • verlicht denken te implementeren.
  • o.a. Frederik II de Grote van Pruisen (1712/1740 - 1786):
  • - 'eerste dienaar van de staat'
  • - Voltaire aan het hof 
  • - afschaffen lijfstraffen
  • - verbeteren onderwijs
  • - introductie aardappel
  • - droogleggen moerassen
  • - godsdienstige verdraagzaamheid 
  • 'Niets door het volk, alles voor het volk'
  • wel bleef lijfeigenschap bestaan

Slide 26 - Slide

II. Keizer Josef II van Oostenrijk
(1741/1765 - 1790)
  • broer van Marie-Antoinette
  • streefde naar centralisatie maar:
  • lijfeigenschap afgeschaft
  • kerk ondergeschikt gemaakt aan de staat o.a:
  • seminaries opgegaan in staatsscholen
  • bedevaartsplaatsen gesloten
  • aantal feestdagen teruggebracht > bijnaam:
  • 'keizer-koster'
  • godsdienstvrijheid (1781)
  • burgerlijk huwelijk ingevoerd
  • aantal kermissen beperkt
  • rechtspraak hervormd (1787)

Slide 27 - Slide

III. Catharina de Grote van Rusland
(1729/1762 - 1796)
  • Duitse prinses, gehuwd met Peter III (incapabel)
  • intellectueel (Voltaire: de ster van het noorden'))
  • door een staatsgreep aan de macht 
  • begin Russische 'Gouden Eeuw':
  • successen tegen Zweden en Osmanen (Krim!)
  • Trias Politica ingevoerd
  • onderwijs bevorderd, Smolny-instituut
  • vaccinatie tegen pokken
  • toch: lijfeigenschap bleef en geen kritiek mogelijk
  • Franse Revolutie was een schok  >
  • vrijheid van meningsuiting ingetrokken

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Extra:
Documentaire over hoe Catharina de weg naar de troon vond.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Opdracht: Expertgroepen
1.  Jullie gaan in groepen van vier personen samenwerken, De groepen worden genummerd (1,2,3,4,5,6)
2. De groepsleden worden ook genummerd (1, 2, 3, 4)
3. De docent verdeelt de filosofen (Spinoza, Voltaire, Rousseau, 
    Montesquieu, Kant en Locke) over de groepen
4. Iedere groep gaat mbv het boek en het internet zoveel mogelijk informatie verzamelen orde de filosoof en zijn
    denkbeelden. (20 minuten) 
5. Jullie maken allemaal op een blaadje een overzicht van deze gegevens
6. Op een teken van de docent schuiven de nummers 1  van iedere tafel door naar de volgende tafel en
     praat deze groep vervolgens bij over de filosoof; een gesprek volgt.
7. Op een teken van de docent gaan de nummers 2 naar een volgende groep, waarbij ze de groep waar hun
    groepslid al is geweest overslaan,  en de werkwijze herhaalt zich.

Slide 32 - Slide