e6-H.6-Woordsoorten- ww in samengestelde zinnen-havo2

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je zelfstandige werkwoorden, koppel- en hulpwerkwoorden kunt herkennen in samengestelde zinnen.


1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je zelfstandige werkwoorden, koppel- en hulpwerkwoorden kunt herkennen in samengestelde zinnen.


Slide 1 - Slide

Er zijn zinnen met één persoonsvorm en zinnen met meer persoonsvormen. Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin:

– Evelien (ow) werkt bij de bakker.


Een zin met meer dan één persoonsvorm heet een samengestelde zin:

Slide 2 - Slide

Herhaling hoofdstuk 5 grammatica zinsdelen blz.156
Hoe herken je ook weer een hoofdzin?
hoofdzin

Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen.

Slide 3 - Slide

Waar staat de pv in een hoofdzin?
De persoonsvorm staat voor in de zin: als eerste of tweede zinsdeel.

Slide 4 - Slide

Hoe herken je de bijzin?
Tussen onderwerp en persoonsvorm kúnnen wel andere zinsdelen staan (bijvoorbeeld het woordje 'niet').
Waar staat de pv in een bijzin?
De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

Slide 5 - Slide

Je hebt geleerd hoe je in een enkelvoudige zin vaststelt of een werkwoord een zelfstandig werkwoord (zww), een koppelwerkwoord (kww) of een hulpwerkwoord (hww) is. 


Dit geldt ook voor enkelvoudige zinnen die samen een samengestelde zin vormen.

Slide 6 - Slide

Zo bepaal je in een samengestelde zin met welk soort werkwoord je te maken hebt: 

Splits de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen.
Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast: werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng).
Pas daarna per zin de regels van het schema werkwoordspelling toe
boek = blz.272(= fout in het boek)


Slide 7 - Slide

Verander de blz. in je boek: blz. 260= blz.272

Slide 8 - Slide

Voorbeeld:
Als scholieren blijven klagen over hun loon bij deze supermarkt, zal de directie de lonen moeten verhogen, zodat de winkel weer een aantrekkelijke werkgever wordt.


Slide 9 - Slide

Stap 1
De enkelvoudige zinnen:
(1)Als scholieren blijven klagen over hun loon bij deze supermarkt 

(2)zal de directie de lonen moeten verhogen 

(3)zodat de winkel weer een aantrekkelijke werkgever wordt 

Slide 10 - Slide

Stap 2
zin 1: wg = blijven klagen
zin 2: wg = zal moeten verhogen
zin 3: ng = wordt [een aantrekkelijke werkgever]

Slide 11 - Slide

Stap 3
zin 1: wg met twee werkwoorden → 
blijven = hww, 
klagen = zww
zin 2: wg met drie werkwoorden → 
zal = hww, 
moeten = hww, 
verhogen = zww

zin 3: ng met één werkwoord → wordt = kww

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 14 - Slide

Aan de slag

Slide 15 - Slide

Maken:
Grammatica woordsoorten 
H. 6 blz. 190

startopdr.+ 
opdr. 1 t/m 5

Slide 16 - Slide