spelling 2.1.3

Spelling quiz 2.1.3
1 / 16
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Spelling quiz 2.1.3

Slide 1 - Slide

Hoe vind je het lijdend voorwerp?
A
De zin vragend maken
B
Wie of wat + pv
C
De zin in een andere tijd zetten
D
Wie of wat + pv/gez +ond

Slide 2 - Quiz

Lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Jij kan het lijdend voorwerp in die zin vinden.

A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden

Slide 3 - Quiz

Lijdend voorwerp
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Jij kan het lijdend voorwerp in deze zin vinden.

A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in deze zin
D
kan vinden

Slide 4 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Deze klas kan het lijdend voorwerp vinden.
A
Deze klas
B
kan
C
het lijdend voorwerp
D
vinden

Slide 5 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in de zin.
B
De persoonsvorm.
C
Alle werkwoorden in de zin behalve de persoonsvorm.
D
Het voltooid deelwoord.

Slide 6 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Hebben de varkens alles opgegeten?
A
hebben
B
hebben opgegeten
C
de varkens

Slide 7 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Morgen bel ik mijn moeder op.
A
bel
B
bel op
C
ik

Slide 8 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

'Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen'.
A
ik
B
kan
C
benoemen
D
kan benoemen

Slide 9 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde:

Zonder ook maar een woord te zeggen, fietste zij naar huis.
A
fietste
B
zeggen
C
zeggen, fietste
D
een woord, naar huis

Slide 10 - Quiz

Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
koperen
B
mooie
C
rode
D
gezellige

Slide 11 - Quiz

Wat zijn de stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
A
katoenen
B
lekke
C
plastic
D
brave

Slide 12 - Quiz

Hoe vind je het onderwerp?
A
Wie/wat + infinitief
B
Wie/waar + onderwerp
C
Wie/wat + persoonsvorm
D
Wie/wanneer + werkwoord

Slide 13 - Quiz

Zoek het onderwerp:
Ik ben gisteren naar de bioscoop geweest.
A
Ik
B
ben geweest
C
naar de bioscoop
D
gisteren

Slide 14 - Quiz

Zoek het onderwerp:
In de stad loopt Janneke.
A
in
B
de
C
Janneke
D
loopt

Slide 15 - Quiz

Zoek het onderwerp

De studenten aten pannenkoeken.
A
aten
B
de studenten
C
pannenkoeken

Slide 16 - Quiz