Engelse werkwoorden (1)

Werkwoordspelling - Engelse werkwoorden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Werkwoordspelling - Engelse werkwoorden

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt Engelse werkwoorden  benoemen die in de Nederlandse taal gebruikelijk zijn.

  • Je kunt  Engelse werkwoorden in de tegenwoordige -verleden-en voltooide tijd op correcte wijze vervoegen.

Slide 2 - Slide

timer
1:00
Welke Engelse termen of begrippen worden veel gebruikt in de wereld van logistiek en vervoer?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Check spelling ww-vormen.
Kun je me nog eens uitleggen wat je daarmee (bedoelen)...........?
A
bedoeld
B
bedoelt
C
bedoelde

Slide 8 - Quiz

Het gebeurt wel vaker dat een huis niet (verzekeren)..........blijkt te zijn.
A
verzekerd
B
verzekert
C
verzekerdt

Slide 9 - Quiz

Zorg je ervoor dat je de tip eerlijk (verdelen).........?
A
verdeelt
B
verdeelde
C
verdeeldt
D
verdeeld

Slide 10 - Quiz

Deze pas (bestraten) weg blijkt nog steeds oneffen.
A
bestraatte
B
bestraten
C
bestrate

Slide 11 - Quiz

De klanten waren tevreden over de (verrichten)............ samenwerking.
A
verrichtte
B
verrichtten
C
verrichte

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Video

De eerste stap om tot de juiste vervoeging van zwakke werkwoorden in de verleden tijd is:
timer
0:30
A
Direct naar de stam gaan
B
EN van het hele werkwoord eraf halen
C
Kijken naar de laatste letter van het werkwoord in de zin
D
Ik maak van het zwakke werkwoord een sterk werkwoord

Slide 14 - Quiz

Instructie
Laat de Engelse uitgangs-e staan, als je uitspraakproblemen krijgt: 

  • Saven - Ik save - savede
  • Timen - ik time - ik timede
  • Updaten - ik update - ik updatete

Slide 15 - Slide

Vorig jaar ........ (backpacken) Monique en Carla de hele zomer door Thailand.
timer
0:30
A
Backpackden
B
Backpackde
C
Backpackten
D
Backpackte

Slide 16 - Quiz

De teamleden ..... ..(brainstormen) eerder vandaag over het skills heroes evenement.
timer
0:30
A
brainstormde
B
brainstormden
C
brainstormen
D
vlogd

Slide 17 - Quiz

Hij ....... (deleten) gisteren al zijn bestanden van zijn laptop.
timer
0:30
A
delette
B
deletete
C
Deletde
D
Deleteten

Slide 18 - Quiz