§8 t/m 12

Cursus 7
Spelling - Werkwoorden
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Cursus 7
Spelling - Werkwoorden

Slide 1 - Slide

Goedemorgen!

* huiswerk opschrijven
* 10 minuten lezen
* werkwoordspelling - herhaling
* oefenen
* evaluatie
Telefoon in je tas!

Klaarleggen:

-agenda
-etui
-leesboek
-lesboek 
-laptop (meteen inloggen!)

Slide 2 - Slide

timer
10:00

Slide 3 - Slide

Werkwoordspelling, wat weten we nog??
Even testen!

Slide 4 - Slide

Ik-vorm
hij-vorm
wij-vorm
nies
verf
denk
geloof
huilt
belt
slaapt
houdt
wijzen
genieten
vinden
lenen

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Video

TT
Ik-vorm
fiets                        raad
hij-vorm (ik-vorm + t)
fietst                       raadt
wij-vorm
fietsen                    raden
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd.


Hele werkwoord: fietsen - raden
En de VT??

Slide 7 - Slide

Sterk of zwak werkwoord??
lopen
A
sterk
B
zwak

Slide 8 - Quiz

roken
A
sterk
B
zwak

Slide 9 - Quiz

hopen
A
zwak
B
sterk

Slide 10 - Quiz

verzinnen
A
sterk
B
zwak

Slide 11 - Quiz

lezen
A
sterk
B
zwak

Slide 12 - Quiz

koken
A
zwak
B
sterk

Slide 13 - Quiz

sterke werkwoorden
zwakke werkwoorden
* veranderen in de VT van klank

* ik-+hij-vorm is hetzelfde in de VT

* wij-vorm krijgt -en achter de ik-vorm

liep-liepen, riep-riepen, las-lazen
*krijgen in de VT te/de of ten/den achter de ik-vorm

Slide 14 - Slide

TT
VT
ik-vorm
fiets
fietste
hij-vorm
fietst
fietste
wij-vorm
fietsen
fietsten
Zwakke werkwoorden in een schema.

Slide 15 - Slide

Maar....





Hoe zat het ook alweer????
gezweeft of gezweefd??
mepde of mepte??
probeerde of probeerte??
gewacht of gewachd?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Kies de goede vorm
De darter_______________ een hoge score te gooien
A
probeerd
B
proberen
C
probeert
D
probeerden

Slide 18 - Quiz

Ik________________mijn wachtwoord
A
veranderden
B
verandert
C
veranderen
D
verander

Slide 19 - Quiz

De voetballers______________tegen de bal.
A
schopte
B
schoppen
C
schop
D
schopt

Slide 20 - Quiz

(VT)
De wond_________________gelukkig niet erg.
A
bloedt
B
bloede
C
bloedde
D
gebloed

Slide 21 - Quiz

(VT)
Gisteren______________ik naar het ziekenhuis.
A
ga
B
gaat
C
gingen
D
ging

Slide 22 - Quiz

De jongen______________de bal in de basket.
A
mik
B
mikt
C
mikten
D
gemikt

Slide 23 - Quiz

Vorig jaar ben ik naar Frankrijk______________________
A
wandelen
B
wandel
C
gewandelt
D
gewandeld

Slide 24 - Quiz

Voor hoeveel procent begrijp jij de werkwoordspelling?
0100

Slide 25 - Poll