laatste les - quiz thema 5 (H2A)

Planning
  • huiswerkcontrole 
  • PO´s?
  • lesdoelen
  • hoe leren voor het PW
  • leren met SMV
  • quiz vragen 
  • afsluiting
1 / 49
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Planning
  • huiswerkcontrole 
  • PO´s?
  • lesdoelen
  • hoe leren voor het PW
  • leren met SMV
  • quiz vragen 
  • afsluiting

Slide 1 - Slide

Boek en chromebook dicht op je tafel leggen. 


intussen huiswerkcontrole

Slide 2 - Slide

PO teruggeven

Alsnog inleveren voor Kevin + Tijs + Mala + Faun + Akyra + Emmee + Tessa

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  1. Ik weet wat en hoe ik moet leren voor komend PW.
  2. Ik weet waar ik sta in mijn kennis over thema 5.

Slide 4 - Slide

Tip voor het leren:
  • het lezen van de tekst in je boek
  • het maken van opdrachten in je boek (nakijken kun je daarna zelf via de online antwoorden)
  • het maken van de TEST JEZELFs (let op; van 5.7 en 5.8 zijn geen TEST JEZELFs)
  • het maken van de DIAGNOSTISCHE TOETS
  • het maken van de afsluiting (andere vragen dan diagnostische toets)
  • online kijken en maken van vragen op biologiepagina.nl 
  • maak zelf een samenvatting van de tekst (en controleer die met samenvatting uit je boek)
  • teken de afbeeldingen over/na die je moet leren
  • Leer elke dag 1 tot 2 basisstoffen
Verdere tips; Leer niet te lang achter elkaar door en ga op tijd naar bed en slaap genoeg.

Slide 5 - Slide

Lees en markeer blz. 172 t/m 176
timer
15:00

Slide 6 - Slide

Boek dicht en inloggen op de lessonup mijn eigen naam!

Podiumplekken krijgen kleine prijs (snoep)

Slide 7 - Slide

Het klein robertskruid is een plant uit de
ooievaarsbekfamilie. De eicellen van deze
plant bevatten 16 chromosomen.
Hoeveel chromosomen bevat een cel van
een blad van het klein robertskruid?

A
8
B
16
C
32
D
64

Slide 8 - Quiz

Enkele organen zijn:
1 de pootresten van een reuzenslang;
2 de staartwervels van een mens;
3 de vleugels van een vleermuis (zie afbeelding 8).
1Welk orgaan is, of welke organen zijn rudimentair?
A
Alleen 1.
B
Alleen 1 en 2.
C
Alleen 2 en 3.
D
1, 2 en 3.

Slide 9 - Quiz

Wat is evolutie?
A
Evolutie is het ontstaan van nieuwe soorten doordat organismen met de oorspronkelijke vorm uitsterven.
B
Evolutie is de ontwikkeling van leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
C
Evolutie is de grotere overlevingskans van individuen met een betere aanpassing aan het milieu.

Slide 10 - Quiz

Kan een geslachtscel een allelenpaar met twee verschillende allelen voor een bepaalde eigenschap hebben? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Open question

Kanker kan ontstaan door mutaties in een cel.
Welk gevolg heeft deze mutatie voor de kankercel?

Slide 12 - Open question

Geef aan of de volgende bewering juist of onjuist is. Bij een uitzaaiing komen cellen van een tumor ergens anders in het lichaam terecht.
A
Juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Een tam konijn brengt een aantal jongen ter wereld. Deze nakomelingen groeien gezond op bij verschillende gezinnen. Na twee jaar verschillen zij in grootte.
Waardoor kan dit verschil in grootte veroorzaakt zijn?
A
Alleen door een verschil in erfelijke eigenschappen.
B
Alleen door invloeden uit het milieu.
C
Zowel door een verschil in erfelijke eigenschappen als door invloeden uit het milieu.

Slide 14 - Quiz

Bij de geboorte blijkt een baby zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken te hebben.
Welke geslachtschromosomen kan deze baby hebben?
A
De baby kan alleen XX hebben.
B
De baby kan alleen XY hebben.
C
De baby kan XX of XY hebben.
D
De baby kan XX, XY of YY hebben.

Slide 15 - Quiz

Welke genen kunnen niet actief zijn in een hoofdhuidcel?
A
De genen die ervoor zorgen dat DNA gekopieerd kan worden.
B
De genen die ervoor zorgen dat gal wordt gemaakt.
C
De genen die ervoor zorgen dat hoofdhaar wordt gemaakt.
D
De genen die ervoor zorgen dat mitochondriën worden gemaakt.

Slide 16 - Quiz

Ontstaat er een mutatie als er iets misgaat bij de transcriptie? Leg je antwoord uit.

Slide 17 - Open question

Volgens de evolutietheorie is vanaf ongeveer een miljoen
jaar geleden het geslacht Homo ontwikkeld tot de
tegenwoordige mens: Homo sapiens. In de afbeelding
zijn schedels van exemplaren van het geslacht Homo
weergegeven. Zet de schedels in de volgorde van de
veronderstelde ontwikkeling naar de tegenwoordige mens.

Slide 18 - Open question

Op eilanden die ver van de kust liggen, hebben vogels vaak geen natuurlijke vijanden. Daardoor hebben sommige vogelsoorten het vermogen om te vliegen verloren.
Leg uit hoe die niet-vliegende vogelsoorten door natuurlijke selectie kunnen zijn ontstaan.

Slide 19 - Open question

Deze tekst en afbeelding 1 en 2 horen bij de volgende 2 vragen.
 In afbeelding 1 zie je de eilandengroep Hawaï. De eilanden zijn op verschillende tijdstippen in het verleden door vulkaanuitbarstingen ontstaan. Soms ontstonden een paar eilanden op hetzelfde moment. Zo zijn Molokai, Lanai, Kahoolawe en Maui even oud. Op de eilanden komen veel verschillende soorten fruitvliegen voor. In het verleden zijn fruitvliegen ook wel van het ene eiland naar het andere gegaan; dit wordt migratie genoemd. Na migratie zijn op het andere eiland door evolutie nieuwe soorten ontstaan. Afbeelding 2 is de stamboom van verschillende soorten fruitvliegen.

 Deze tekst en afbeelding 1 en 2 op de volgende dia, horen bij de volgende twee vragen.

 In afbeelding 1 zie je de eilandengroep Hawaï. De eilanden zijn op verschillende tijdstippen in het verleden door vulkaanuitbarstingen ontstaan. Soms ontstonden een paar eilanden op hetzelfde moment. Zo zijn Molokai, Lanai, Kahoolawe en Maui even oud. Op de eilanden komen veel verschillende soorten fruitvliegen voor. In het verleden zijn fruitvliegen ook wel van het ene eiland naar het andere gegaan; dit wordt migratie genoemd. Na migratie zijn op het andere eiland door evolutie nieuwe soorten ontstaan. Afbeelding 2 is de stamboom van verschillende soorten fruitvliegen.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Geef aan of de volgende bewering juist of onjuist is. Een soort die op het eiland Kauai voorkomt kan niet later ontstaan zijn dan een soort op het eiland Oahu. (zie afbeelding 1 - links)
A
Juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Geef aan of de volgende bewering juist of onjuist is. Soort 16 van afbeelding 2 is meer verwant met soort 15 dan met soort 12.(zie afbeelding 2 - rechts)
A
Juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

Lees de tekst hieronder en bekijk afbeelding 3 en 4.
 Deze tekst en afbeelding 3 en 4 horen bij vraag 8.

Een vrouwtje van de prairiehond heeft met vier verschillende mannetjes gepaard. Om vast te stellen welk mannetje de vader is van één bepaald jong, worden de erfelijke eigenschappen van deze prairiehonden onderzocht. Daarbij wordt gekeken naar drie verschillende genen op twee verschillende chromosomenparen.
 In afbeelding 3 zie je schematisch de genotypen van de moeder en haar jong.

Deze tekst en afbeelding 3 en 4 horen bij de volgende vraag. 

Een vrouwtje van de prairiehond heeft met vier verschillende mannetjes gepaard. Om vast te stellen welk mannetje de vader is van één bepaald jong, worden de erfelijke eigenschappen van deze prairiehonden onderzocht. Daarbij wordt gekeken naar drie verschillende genen op twee verschillende chromosomenparen.
 In afbeelding 3 zie je schematisch de genotypen van de moeder en haar jong.

Slide 24 - Slide

Welk mannetje is de vader van het jong?
A
Mannetje Q
B
Mannetje R
C
Mannetje S
D
Mannetje T

Slide 25 - Quiz

 Deze tekst en afbeelding 6 horen bij de volgende vraag.

Afbeelding 6 is een foto van een zeeslak. Deze zeeslak eet in de eerste twee weken van zijn leven veel algen. Algen zijn eencellige plantjes. De bladgroencellen uit de algen worden door de slak niet verteerd, maar opgenomen in cellen van de darmwand. Met die cellen kan de zeeslak zonne-energie opvangen om glucose te maken.
 In celkernen van de zeeslak bevindt zich een gen dat nodig is voor het produceren van glucose. Dit gen is gelijk aan een gen van de algen die de slak in het begin van zijn leven at. Men vermoedt dat de zeeslak dit gen lang geleden heeft overgenomen van de algen en dat het sinds die tijd deel uitmaakt van zijn genotype.

 Deze tekst en afbeelding 6 horen bij de volgende vraag.
Afbeelding 6 is een foto van een zeeslak. Deze zeeslak eet in de eerste twee weken van zijn leven veel algen. Algen zijn eencellige plantjes. De bladgroencellen uit de algen worden door de slak niet verteerd, maar opgenomen in cellen van de darmwand. Met die cellen kan de zeeslak zonne-energie opvangen om glucose te maken.
 In celkernen van de zeeslak bevindt zich een gen dat nodig is voor het produceren van glucose. Dit gen is gelijk aan een gen van de algen die de slak in het begin van zijn leven at. Men vermoedt dat de zeeslak dit gen lang geleden heeft overgenomen van de algen en dat het sinds die tijd deel uitmaakt van zijn genotype.

Slide 26 - Slide

In welke cellen bevindt het algen-gen zich als het deel uitmaakt van het genotype van de slak?
A
Alleen in cellen van de darmwand.
B
Alleen in lichaamscellen.
C
Alleen in geslachtscellen.
D
In lichaamscellen en in geslachtscellen.

Slide 27 - Quiz

 Deze tekst en afbeelding 7 en 8 horen bij de volgende twee vragen.
 Soms lukt het om verwante diersoorten met elkaar te kruisen. Een nakomeling uit zo’n kruising wordt een hybride genoemd.
 In afbeelding 7 zie je zo’n hybride. Het dier heet Eclyse en is een nakomeling uit een kruising tussen een paard en een zebra.
Afbeelding 8 toont de chromosomen uit een gewone lichaamscel van het paard dat de ene ouder is van Eclyse. De getallen geven de paren chromosomen aan. 

Slide 28 - Slide

Hoeveel chromosomen zitten er in een geslachtscel van een paard?

Slide 29 - Open question

De zebra die de andere ouder van Eclyse is, heeft 22 paar chromosomen in de gewone lichaamscellen.
Hoeveel chromosomen bevonden zich in de bevruchte eicel waaruit Eclyse is gegroeid?

Slide 30 - Open question

Lees de onderstaande tekst en bekijk afbeelding 9.
 Deze tekst en afbeelding 9 op de volgende dia horen bij de volgende twee vragen.

 Volgens wetenschappers is in een ver verleden het zeeniveau op aarde enkele keren zó ver gedaald, dat verschillende werelddelen met elkaar in verbinding kwamen. Hierdoor konden dieren van het ene naar het andere werelddeel ‘verhuizen’. Dit ‘verhuizen’ wordt migreren genoemd.
 Toen daarna de werelddelen weer van elkaar werden gescheiden doordat het zeeniveau steeg, ontwikkelden deze ‘verhuisde’ dieren zich volgens de evolutietheorie tot aparte groepen. Zo zouden uit een ‘oerkat’ acht verschillende groepen katachtigen zijn ontstaan (zie afbeelding 9).
 Elke pijl in deze afbeelding geeft de migratie van een bepaalde soort katachtige aan.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Naar aanleiding van de gegevens in de afbeelding worden twee uitspraken gedaan.
1: Er zijn katachtigen naar Australië gemigreerd.
2: In het Plioceen en Pleistoceen zijn er meer verschillende soorten katachtigen gemigreerd van de oude wereld naar de nieuwe wereld dan andersom.
Welke uitspraak of uitspraken zijn juist?
A
alleen 1
B
alleen 2
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 33 - Quiz

Hoeveel miljoen jaar geleden is de ontwikkeling van de acht groepen uit de ‘oerkat’ begonnen volgens afbeelding 9?

Slide 34 - Open question

Lees de tekst over de reuzenrat en bekijk de afbeeldingen 10 en 11 op de volgende dia. Over deze tekst en de afbeeldingen gaan de vragen drie vragen.
 Reuzenrat
 Britse onderzoekers ontdekten een nieuwe rattensoort in Papoea-Nieuw-Guinea. De rat werd ontdekt in de vier kilometer brede krater van de uitgewerkte vulkaan Mount Bosavi. Door de hoge ligging van de krater is het veel kouder dan in het gebied eromheen. De krater is van de omgeving gescheiden door vulkanische muren van een kilometer hoog (zie afbeelding 10). Daardoor wordt de krater waarschijnlijk nooit betreden door de inwoners van Papoea-Nieuw-Guinea.
 De nieuw ontdekte rattensoort heeft een dikkere vacht en langere haren dan de rattensoorten buiten de krater. Het meest opmerkelijke is dat het gigantische dier ongeveer 82 cm lang is. In het gebied rondom de krater zijn de ratten minstens vier keer zo klein en onderzoekers veronderstellen dat de grotere exemplaren rondom de krater al eeuwenlang zijn weggevangen door jagers. Ratten staan op het menu van de plaatselijke bevolking.


Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Dankzij welke eigenschap van het gebied waar de nieuwe rattensoort (de reuzenrat) werd aangetroffen, kon zich een nieuwe rattensoort ontwikkelen?
Noteer de zin in het artikel waarin deze eigenschap wordt genoemd.

Slide 37 - Open question

Kleinere ratten in het gebied rondom de krater werden waarschijnlijk minder vaak gevangen dan de grotere exemplaren. Daardoor bleven van de kleine ratten meer nakomelingen in leven.
Hoe noem je dit verschijnsel?

Slide 38 - Open question

Door welke milieuomstandigheden is er bij de nieuwe rattensoort waarschijnlijk een dikkere vacht ontstaan?

Slide 39 - Open question

Slide 40 - Slide

Noteer de letters A, B, C en D en zet achter de letters het cijfer van de daarbij passende zeehondengroep.

Slide 41 - Open question

Bekijk afbeelding 1. Deze afbeelding hoort bij de volgende twee vragen.

Slide 42 - Slide

Geef aan of de volgende bewering juist of onjuist is. Het jonge dier heeft hetzelfde fenotype als het volwassen dier.
A
Juist
B
onjuist

Slide 43 - Quiz

Geef aan of de volgende bewering juist of onjuist is.
Het jonge dier heeft hetzelfde genotype als het volwassen dier.
A
Juist
B
onjuist

Slide 44 - Quiz

Lees de onderstaande tekst en bekijk afbeelding 2.
 Deze tekst en afbeelding 2 horen bij de volgende 2 vragen. 

Slide 45 - Slide

Geef aan of de volgende bewering juist of onjuist is.
Dat de witte kermodeberen meer nakomelingen krijgen dan de zwarte beren is een vorm van natuurlijke selectie.
A
Juist
B
onjuist

Slide 46 - Quiz

Geef aan of de volgende bewering juist of onjuist is.
In spiercellen van een witte beer bevinden zich genen die deze witte vacht veroorzaken.
A
Juist
B
onjuist

Slide 47 - Quiz

top 3 krijgt snoepje

Slide 48 - Slide

Succes met de toetsweek....
Het was een leuk jaar met jullie H2A!

Slide 49 - Slide