Unité 2 - Grammaire I - verbe avoir

1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lundi 30 janvier
- Introduction le verbe "avoir" (hebben)
                      grammaire
- Écouter une chanson du verbe avoir
                      prononciation 
- Tester le verbe avoir
                     grammaire
                             
Na de les :- Kan in het werkwoord hebben gebruiken ik het Frans

                      

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Kies de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 4 - Quiz

Wat is de vertaling van "zij hebben" (vrouwelijk)
A
B
C
D

Slide 5 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
ont
D
avons

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste vervoeging van "avoir" bij : vous ... (alleen de persoonsvorm invullen)

Slide 7 - Open question

Kies de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste vervoeging van "avoir" bij : elle ... (alleen de persoonsvorm invullen)

Slide 9 - Open question

Kies de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)
A
B
C
D

Slide 10 - Quiz

Vertaal "jij hebt"

Slide 11 - Open question

Kies de juiste vorm van "avoir" bij: il
A
avons
B
a
C
ont
D
as

Slide 12 - Quiz

Welke persoonsvorm hoort NIET bij het werkwoord "avoir"?
A
ai
B
avez
C
êtes
D
avons

Slide 13 - Quiz

Welke vorm van "avoir" past bij "tu ..."
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 14 - Quiz

Welke vorm van "avoir" past bij "il"
A
ai
B
a
C
as
D
ont

Slide 15 - Quiz

Vertaal: Zij hebben (mannelijk)

Slide 16 - Open question

Wat is de juiste vervoeging van "avoir" bij : Ils ... (alleen de persoonsvorm invullen)

Slide 17 - Open question

Wat is de juiste vervoeging van "avoir" bij : nous ... (alleen de persoonsvorm invullen)

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide