What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Chapter 4 relative clauses
Sam, who lives next door, is my best friend.
Waar zegt het woord 'who' iets over?
A
Next door
B
Sam
C
My best friend
D
lives
1 / 17
next
Slide 1:
Quiz
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
This lesson contains
17 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Sam, who lives next door, is my best friend.
Waar zegt het woord 'who' iets over?
A
Next door
B
Sam
C
My best friend
D
lives
Slide 1 - Quiz
Sam, who lives next door, is my best friend.
Wat is de functie van het deel tussen haakjes?
Slide 2 - Open question
Grammar E: relative clauses
betrekkelijke bijzin
extra informatie over iets of iemand
NL: die / dat
EN: who / which / that / whose
Slide 3 - Slide
General rule
who = personen
which = dieren / dingen
that = personen / dieren / dingen (informeel)
Slide 4 - Slide
Bijzin = noodzakelijk
Een bijzin (extra informatie) is noodzakelijk als je het nodig hebt om te begrijpen over wie of wat de zin gaat.
Je mag
who, which of that
weglaten.
VB: This is the man
(who)
I was talking about.
Dancing is a hobby
(which)
I can't get enough of.
Slide 5 - Slide
Bijzin = extra
Een bijzin bevat soms alleen extra informatie, wat niet noodzakelijk is. Dat staat altijd tussen
komma's.
Je gebruikt
who of which.
VB: My brother,
who
likes fishing
, bought a fishing rod.
The jewellery,
which
is hand-made
, looks great.
Slide 6 - Slide
Bijzin + voorzetsel
Soms staat er een voorzetsel vooraan (formeel) of achteraan de bijzin.
Gebruik
who / which (/ whom).
VB: The gym
which
we always practice
in
is closed.
The gym,
in
which
we always practice, is closed.
Slide 7 - Slide
Whose
whose = van iemand (bezit)
VB:
The girls
,
whose
passion is dancing, went to the club.
Slide 8 - Slide
Stappenplan
1. is de informatie noodzakelijk?
ja = weglaten
nee -> 2
2. komma's / voorzetsel?
ja= who / which
nee = that / who /which
-> 3
3. over wie of wat zegt het iets?
persoon:
who (that)
dier/ding:
which (that)
bezit:
whose
Slide 9 - Slide
Kies de juiste vorm
For lunch we had fish and chips, .......... we bought at the food stall.
A
which
B
whose
C
-
Slide 10 - Quiz
Kies de juiste vorm
The hotel ........ we stayed in was quite expensive.
A
who
B
that
C
-
Slide 11 - Quiz
Kies de juiste vorm
My father, ....... is 40 years old, likes to walk on the beach.
A
who
B
which
C
-
Slide 12 - Quiz
Kies de juiste vorm
Aunt Emma, .......... house is being painted, invited us over.
A
which
B
whose
C
-
Slide 13 - Quiz
Kies de juiste vorm
The director, ......... also directed James Bond, talked about his ideas.
A
that
B
who
C
-
Slide 14 - Quiz
Kies de juiste vorm
The new series, .......... I heard a lot of great things about, aires tomorrow.
A
that
B
which
C
-
Slide 15 - Quiz
Kies de juiste vorm
I bought the bicycle ....... the shop had on sale.
A
that
B
which
C
-
Slide 16 - Quiz
Get to work on:
A -> F
Done?
1. slim stampen grammar 10
2. G-H
Slide 17 - Slide
More lessons like this
Relative Clauses 3T
February 2022
- Lesson with
14 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Unit 4 - 4
February 2021
- Lesson with
30 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
3G Betrekkelijke bijzinnen H4 E
March 2022
- Lesson with
19 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
relative pronouns
April 2021
- Lesson with
23 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
Relative pronouns
April 2021
- Lesson with
20 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Thema 14 - Relative clauses
March 2021
- Lesson with
17 slides
Engels
Middelbare school
Betrekkelijke bijzinnen_H4
February 2021
- Lesson with
22 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
Relative pronouns
April 2022
- Lesson with
27 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 4