Toets thema 5 - waarneming

Toets thema 5 - Waarneming
Basisstof 1 - Je omgeving waarnemen
Basisstof 2 - Voelen, ruiken en proeven
Basisstof 3 - Horen en zien
Basisstof 4 - Het zenuwstelsel
1 / 52
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Toets thema 5 - Waarneming
Basisstof 1 - Je omgeving waarnemen
Basisstof 2 - Voelen, ruiken en proeven
Basisstof 3 - Horen en zien
Basisstof 4 - Het zenuwstelsel

Slide 1 - Slide

Een zintuig is een orgaan dat impulsen opvangt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

De hoornlaag beschermt je huid tegen uitdroging.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

De oogspieren zitten vast aan het harde oogvlies
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Een mens heeft meer typen reukzintuigcellen dan typen smaakzintuigcellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Annette pakt haar pen op.
Zij voelt haar pen, doordat in de tastzintuigen impulsen ontstaan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

De hoornlaag bestaat uit dode cellen.
Deze cellen zijn ontstaan in de lederhuid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Barbara heeft bruine ogen.
Dat komt doordat haar pupillen bruingekleurd zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Het ruggenmerg verbindt alle delen van je lichaam met het centrale zenuwstelsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

De buis van Eustachius verbindt de trommelholte met de keelholte.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Als je minder eet dan nodig is, wordt er reservevoedsel (vet) gebruikt.
Waar zit dat vet in je lichaam?

A
In de hoornlaag
B
In de kiemlaag
C
In de lederhuid
D
In het onderhuidse bindweefsel

Slide 11 - Quiz

Henk neemt een tatoeage.
In welke laag van de huid moet de tatoeage aangebracht worden om te blijven zitten?
A
In de hoornlaag
B
In de kiemlaag
C
In de lederhuid
D
In het onderhuidse bindweefsel

Slide 12 - Quiz

In een oor kunnen geluidstrillingen door onder andere de gehoorbeentjes, de gehoorgang en het trommelvlies gaan.
Wat is de juiste volgorde van deze delen, van buiten het oor naar binnen?
A
Gehoorbeentjes – gehoorgang – trommelvlies
B
Gehoorgang – gehoorbeentjes – trommelvlies
C
Gehoorgang – trommelvlies – gehoorbeentjes
D
Trommelvlies – gehoorgang – gehoorbeentjes

Slide 13 - Quiz

Welk deel van het oog zorgt ervoor dat er impulsen naar de hersenen worden gestuurd, zodat je kunt zien?
A
Het hoornvlies
B
De iris
C
Het netvlies
D
Het vaatvlies

Slide 14 - Quiz

In de afbeelding is een doorsnede van een deel van het hoofd schematisch getekend.
Bevinden zich in orgaan P koudezintuigen?
En pijnpunten?

A
Zowel koudezintuigen als pijnpunten.
B
Alleen koudezintuigen.
C
Alleen pijnpunten.
D
Geen koudezintuigen en geen pijnpunten.

Slide 15 - Quiz

In de afbeelding zie je Paul van Loon met zijn onafscheidelijke zonnebril.
Hoe zien zijn pupillen eruit?
A
Groter dan zonder zonnebril
B
Even klein als zonder zonnebril
C
Kleiner dan zonder zonnebril

Slide 16 - Quiz

Jane en Cilly gaan samen naar het circus. Daar zijn veel spectaculaire acts. Vooral de trapeze vallen bij de meiden in de smaak.
Bij de trapeze gaan drie artiesten hoog in de lucht allerlei moeilijke acrobatische toeren uitvoeren (zie afbeelding).
Welke zintuigen zijn erg belangrijk bij de artiesten op de trapeze?

A
Gehoorzintuig
B
Gezichtszintuig
C
Reukzintuig
D
Tastzintuig

Slide 17 - Quiz

Vier leerlingen doen een uitspraak over de afbeelding.
Anja zegt dat in die afbeelding een deel van de tong is getekend.
Boris zegt dat in die afbeelding een deel van de huid is getekend.
Caspar zegt dat P een smaakknopje aangeeft.
Diane zegt dat P een tastknopje aangeeft.

Welke leerlingen hebben gelijk?
A
Anja en Casper
B
Boris en Casper
C
Anja en Diane
D
Boris en Diane

Slide 18 - Quiz

Welk nummer is geen deel van het centrale zenuwstelsel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quiz

Welk deel van het oog of het gezicht kunnen het netvlies beschermen tegen te fel licht?
A
Hoornvlies
B
Lens
C
Wenkbrauwen
D
Wimpers

Slide 20 - Quiz

Om elke uitloper van een zenuwcel zit een isolerend laagje.
Wat zou er gebeuren als dat laagje er niet was?

Slide 21 - Open question

John is bij een duik in het zwembad heel ongelukkig terechtgekomen. Daardoor is er een breuk in zijn ruggenmerg ontstaan, zodat dit geheel doormidden is.
Wat is het gevolg voor het deel van zijn lichaam beneden de breuk?

Slide 22 - Open question

Zet in de juiste volgorde.
1.
2.
3.
4.
Een impuls gaat naar de hersenen.
Een lage temperatuur bereikt de koudezintuigen.
Het meisje voelt dat het water koud is.
Koudezintuigen zetten prikkels om in impulsen

Slide 23 - Drag question

Hoe heet onderdeel 12?

Slide 24 - Open question

Wat is de weg van het geluid naar je hersenen?
gehoorbeentjes trillen
vocht in het slakkenhuis trilt
zintuigcellen zetten prikkel om in impulsen
impulsen gaan naar hersenen
geluid zorgt voor trillingen in de lucht
trommelvlies gaat trillen

Slide 25 - Drag question

Zintuigen
Prikkels
ogen
oren
neus
tong
huid
muziek luisteren
Parfum ruiken
vuurwerk kijken
deken voelen

Slide 26 - Drag question

Hoe heet onderdeel 6?

Slide 27 - Open question

Een roofvogel heeft een extra grote gele vlek.
Wat is het voordeel daarvan?

Slide 28 - Open question

In de afbeelding is een doorsnede van de huid en van het onderhuidse bindweefsel schematisch getekend.
Met welk nummer is een zweetklier aangegeven?

Slide 29 - Open question

Iemand heeft snel last van vet haar.
Welke stof wordt bij deze persoon veel geproduceerd door de hoofdhuid?

Slide 30 - Open question

Koppel het juiste begrip aan het juiste voorbeeld.
Geluid
Elektrisch signaaltje
Gehoorzenuw
Smaakknopje
Oor
Zenuw
Zintuig
Impuls
Prikkel
Zintuigcel

Slide 31 - Drag question

Ella wordt geknepen door haar zusje, ze trekt haar arm terug.
Zet de woorden in de juiste volgorde.
Ruggenmerg
Ruggenmerg
Spieren
Bewustwording
Zintuigcel
Hersenen
Impulsen in zenuwen
Impulsen in zenuwen
Prikkel

Slide 32 - Drag question

Lieke vertelt aan haar vriendin dat ze haar ogen heeft laten testen en dat ze bijziend is.
Leg uit wat bijziend is.

Slide 33 - Open question

Wat regelen de hormonen uit de alvleesklier?
A
Adrenaline in je bloed
B
Hoeveelheid suiker in je bloed
C
Geven hormonen af
D
Zorgen voor verbranding

Slide 34 - Quiz

Als gedrag ontstaat door iets te doen is dat aangeleerd gedrag
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quiz

Wat is GEEN gedrag.
A
Leerling slaapt in de les.
B
Een vleesetende plant vangt een vlieg
C
Hond rolt in het gras.
D
Vogel zit stil op een tak.

Slide 36 - Quiz

Wat is gedrag?
A
Alles wat mensen doen
B
Alles wat dieren doen
C
Alles wat mens en dier doet
D
Alles wat planten, dieren en mensen doen

Slide 37 - Quiz

Een gedragsketen bestaat uit bij elkaar horende gedragselementen
A
waar
B
niet waar

Slide 38 - Quiz

Welk gedrag kiezen dieren?
gedrag dat ........
A
Voor hun het beste uitkomt
B
Voor hun het leukst is
C
De kans op overleven het grootst maakt

Slide 39 - Quiz

Isabella is geboren met een oogafwijking, waarbij de spiertjes in haar iris niet goed werken.
Hierdoor kan zij bijna niet zien in het donker.
Leg uit waarom zij in het donker niet goed kan zien.

Slide 40 - Open question

Je ziet de persoon op wie je verliefd ben en je krijgt vlinders in je buik en begint te blozen.
Wat is in deze zin het gedrag (1) en wat is de motivatie (2)?

A
1. blozen 2. verliefdheid
B
1. verliefdheid 2. blozen
C
1. zien van persoon 2. vlinders in je buik
D
1. vlinders in je buik 2. zien van persoon

Slide 41 - Quiz


Motivatie voor een bepaald gedrag wordt bepaald door:
A
alleen externe prikkels
B
alleen interne prikkels
C
sleutelprikkels
D
door interne en externe prikkels

Slide 42 - Quiz

Wordt het gedrag van mensen bepaald door erfelijke factoren?
En door leerprocessen?

A
Alleen door erfelijke factoren
B
Alleen door leerprocessen
C
Zowel door erfelijke factoren als door leerprocessen.
D
Niet door erfelijke factoren en ook niet door leerprocessen.

Slide 43 - Quiz

Hoe zorgt de trainer ervoor dat de olifant doet wat hij of zij zegt?
A
Door de motivatie van het dier hoog te houden.
B
Door het dier altijd in een groep te laten optreden.
C
Door ongewenst gedrag te bestraffen.

Slide 44 - Quiz

Hoe wordt de bloedsuikerspiegel gereguleerd in het lichaam?
A
Door het zenuwstelsel
B
Door honger en dorst
C
Door middel van hormonen
D
Door glucose

Slide 45 - Quiz

Als de bloedsuikerspiegel in je bloed te laag is, wordt....
A
minder glucagon afgegeven
B
meer glucagon afgegeven
C
meer insuline afgegeven
D
minder insuline afgegeven

Slide 46 - Quiz

De Bloedsuikerspiegel word op gelijke hoogte gehouden door
timer
0:30
A
De alvleesklier
B
De bijnieren
C
De eierstokken/teelballen

Slide 47 - Quiz

Wat is je bloedsuikerspiegel?
A
De hoeveelheid suiker in je lichaam
B
De hoeveelheid glucose in je bloed

Slide 48 - Quiz

Door insuline wordt de bloedsuikerspiegel
A
Hoger
B
Lager

Slide 49 - Quiz

Door welk hormoon daalt de bloedsuikerspiegel?
A
Glucose
B
Glycogeen
C
Insuline
D
Glucagon

Slide 50 - Quiz

Na het eten gaat de bloedsuikerspiegel
timer
0:30
A
omhoog
B
omlaag

Slide 51 - Quiz

Door glucagon wordt de bloedsuikerspiegel
A
Hoger
B
Lager

Slide 52 - Quiz