Brandstoffen zijn nodig om verbranding plaats te laten vinden.
Voorbeelden van brandstoffen zijn:
Hout, benzine, kerosine, kaarsvet, glucose.
Zuurstof is ook nodig voor de verbranding.
Slide 2 - Slide
Wat komt er uit?
Water in gasvorm in de rook.
Koolstofdioxide in gasvorm in de rook.
Energie:
Warmte, beweging en licht
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
BS 3: Het ademhalingsstelsel
Slide 10 - Slide
Het ademhalingsstelsel
Je kunt via je neus en via je mond inademen. Wanneer je via je neus inademt, gaat de lucht via de neusholte naar de keelholte. Wanneer je via je mond inademt, gaat de lucht via de mondholte naar de keelholte.
In de neusholte wordt de lucht die je inademt vochtig en warm gemaakt, ook worden de ziekteverwekkers tegen gehouden door het neusslijmvlies.
Slide 11 - Slide
Het ademhalingsstelsel
Na de keelholte komt de lucht in de luchtpijp terecht. De luchtpijp vertakt zich naar links en naar rechts, vanaf dat moment noemen we dit een bronchie (meervoud: bronchiën). De bronchiën vertakken zich in steeds kleinere aftakkingen met op de uiteinden de longblaasjes.
De zuurstof in de longblaasjes wordt afgegeven aan het bloed en de longblaasjes halen de koolstofdioxide uit het bloed om deze weer uit te ademen.
Slide 12 - Slide
Het neusslijmvlies
Slide 13 - Slide
Het neusslijmvlies
Aan het begin van je neus zitten neusharen, deze neusharen houden grote stofdeeltjes tegen, zodat deze niet in je luchtwegen komen. Het neusslijmvlies is vochtig en warm, de lucht die er langs gaat wordt ook warm en vochtig gemaakt hierdoor. Aan het neusslijmvlies blijven ziekteverwekkers plakken. De trilharen zorgen ervoor dat overtollig (teveel) slijm wordt vervoerd naar de keelholte.