Mijn proefles

1 / 18
next
Slide 1: Slide
WoordenschatBasisschoolGroep 7

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is het doel van de les?
Ik leer de betekenis van nieuwe woorden

Slide 2 - Slide

Waarom woordenschat?
Gelukkig ken jij al heel veel woorden. Toch is het goed om je woordenschat te blijven uitbreiden. Elke dag leer je, zonder dat je het doorhebt, nieuwe woorden. Dit is belangrijk om alles om je heen, in het nieuws, op straat, in de klas of thuis goed te kunnen begrijpen.

Slide 3 - Slide

Flitskaarten

Slide 4 - Slide

Nu zelf met flitskaarten oefenen!
https://quizlet.com/_8tm4eb?x=1qqt&i=36861a   
timer
15:00

Slide 5 - Slide

Wat is een ander woord voor oorspronkelijk?
A
misschien
B
uiteraard
C
eerst

Slide 6 - Quiz

Na een paar weken oefenen kan Pim fietsen zonder zijwieltjes.
Welke uitdrukking past hierbij?
A
Over de brug komen
B
Lang van stof zijn
C
Onder de knie hebben

Slide 7 - Quiz

Veel Nederlanders reizen voor hun plezier naar het buitenland.
Welk woord gebruik je voor het reizen voor je plezier?
A
Infrastructuur
B
Toerisme
C
Transport

Slide 8 - Quiz

Wat betekent: "Deze brief is aan mijn aandacht ontsnappen?"

Slide 9 - Open question

Help, het gaat helemaal mis!
Welke uitdrukking past hierbij?
A
Alles op een rijtje zetten
B
Uit de hand lopen
C
Er alleen voor staan

Slide 10 - Quiz

Wat betekent overtollig?
A
Meer dan nodig
B
Veel te groot
C
Kapot
D
Mooi

Slide 11 - Quiz

Wat is een ander woord voor uitnodiging?
A
Creatie
B
Sollicitatie
C
Traktatie
D
Invitatie

Slide 12 - Quiz

Wat is een ander woord voor "Ergens negatief tegenover staan."
A
Afwachtend
B
Afwisselend
C
Afwijzend

Slide 13 - Quiz

Maarten reageerde opgetogen op de uitnodiging
Welke zin past bij opgetogen?
A
Leuk, ik kom zeker!
B
Bah, daar heb ik geen zin in.
C
Misschien kom ik, misschien ook niet.

Slide 14 - Quiz

Wat ben je als je opgewonden bent?

Slide 15 - Open question

Wat is het tegenovergestelde van het woord "Hier"?
A
Circa
B
elders
C
uniek

Slide 16 - Quiz

Welke twee woorden passen bij een vrijwilliger?

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide