Wel of geen n

Spelling 
Wel of geen n?
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling 
Wel of geen n?

Slide 1 - Slide

Van meer woorden één woord maken

Je kunt van meer woorden één woord maken. Zo'n woord noemen we een samenstelling:

bad + kamer = badkamer
bad + kamer + deur = badkamerdeur
tuin + stoel = tuinstoel
Soms moet je er een tussenletter tussen zetten. Vaak kun je horen wanneer dat moet.

Slide 2 - Slide

Samenstelling met tussenletter -(e)n
De hoofdregel is: kijk naar het linkerwoord. Als dit een meervoud heeft op (e)n, dan schrijf je de -n ook in de samenstelling.
pan + koek = pannenkoek
paard + voer = paardenvoer




Slide 3 - Slide

Als het linkerwoord geen meervoud heeft, of een meervoud op -s, dan schrijf je geen tussen-n.

 
weide + vogel = weidevogel
asperge + soep = aspergesoep

Slide 4 - Slide

3.2 Samenstelling met tussenletter -s
Als je een s hoort, moet je hem schrijven.

meisje + kamer = meisjeskamer
lichaam + geur = lichaamsgeur



Slide 5 - Slide

Soms hoor je deze tussen-s niet goed, maar moet je hem wel schrijven.
Dit kun je ontdekken door een andere samenstelling met hetzelfde beginwoord te maken.


meisjeskamer, dus ook meisjesspeelgoed
lichaamsgeur, dus ook lichaamsscanner
stationsgebouw, dus ook Stationsstraat

Slide 6 - Slide

Schrijf zoveel mogelijk aan elkaar!

De algemene regel in het Nederlands is: schrijf zoveel mogelijk aan elkaar. Soms moet je er een liggend streepje tussen zetten of een trema gebruiken, omdat je anders problemen krijgt met de uitspraak. Zie hiervoor de toolbox Spelling - Klinkerbotsing

Als je twijfelt, zoek het woord dan op in woordenlijst.org!

Slide 7 - Slide

Maak een samenstelling van de woorden:
stoel + dans

Slide 8 - Open question

Maak een samenstelling van de woorden:
buur + ruzie

Slide 9 - Open question

Maak een samenstelling van de woorden:
leerling + raad

Slide 10 - Open question

Maak een samenstelling van de woorden:
boodschap + kar

Slide 11 - Open question

4. Wel of geen -n aan het eind van een woord
Bijvoeglijke naamwoorden
Achter gewone bijvoeglijke naamwoorden komt soms een -e. Je schrijft hier nooit een -n achter:
- grote, gore onderbroeken
- fijne, mooie kleren

Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden
Sommige bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets over het materiaal waar iets van gemaakt is.
Deze bijvoeglijke naamwoorden schrijf je wel met -en: 
- een houten snijplank
- een zilveren ketting

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wanneer -e?
Telwoorden

- als het telwoord bijvoeglijk gebruikt is
 Mijn moeder heeft enkele glazen kapot laten vallen.
- als het telwoord zelfstandig gebruikt is en het niet op personen slaat
 Die kopjes kan ik je helaas niet meer teruggeven. Ik heb de meeste kapot laten vallen.



Slide 14 - Slide

Dingen = e
Bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een -e 
  zieke koeien, de aanwezige leerlingen, rode appels, sommige mensen-

Maar: als ze zelfstandig gebruikt worden én personen in het meervoud aanduiden, schrijf je ze met -en
  doven en slechthorenden, de geslaagden, de anderen



Slide 15 - Slide

Personen = n
Als het telwoord zelfstandig gebruikt is en op personen slaat:
  •  Slechts enkelen wisten zich te redden uit het zinkende schip. 
  • Sommigen houden niet van feestjes.

uitzondering: als het telwoord zelfstandig gebruikt is en op personen slaat die eerder al genoemd zijn
  •  Mijn man en ik hebben zes kinderen. Sommige zijn al volwassen, andere nog niet.



Slide 16 - Slide

Wat is goed?
A
Granieten vloer
B
Graniete vloer
C
Graniet vloer
D
Allemaal fout

Slide 17 - Quiz

Schrijf tien zinnen. Ze moeten alle/ allen met een hoofdletter beginnen.
A
alle
B
allen

Slide 18 - Quiz

Ik vind van planten leuk dat sommige/ sommigen met de zon meedraaien.
A
sommige
B
sommigen

Slide 19 - Quiz

Enkele/ enkelen hebben vragen gesteld.
A
enkele
B
enkelen

Slide 20 - Quiz

Op dat feest zeg ik veel bekenden van de basisschool, maar de meeste / meesten herkenden me niet.
A
meeste
B
meesten

Slide 21 - Quiz