§5 Werkw. of naamw. gezegde
Bepaal of je te maken hebt met een wg of een ng:
1. Noteer pv en ow.
2. Vraag: Staat er een mogelijk koppelwerkwoord in de zin?
Nee: wg (pv en evt. andere ww's)
Ja: stap 3
3. Vraag: Zegt de ww wat iemand of iets ís/wordt/blijft/...?
Nee: wg (pv en evt. andere ww's)
Ja: stap 4
4. Vraag: Wat + pv + ow + overige ww's? Antw. = nw.deel
Noteer het ng.