type (Brutus? > Verandert niet gedurende het verhaal?)
Slide 2 - Slide
Herhaling 'Hoogtevrees'
Perspectief:
ik-perspectief;
personaal perspectief (hij/zij-perspectief);
alwetende verteller/auctoriaal perspectief
> Beargumenteer duidelijk én geef voorbeelden.
Slide 3 - Slide
Herhaling 'Hoogtevrees'
Setting:
tijd (deze eeuw? overdag, tijdstippen)
ruimte (gymzaal, slaapkamer, fabriek)
omstandigheden (begin van de gymles, angst, hele klas)
Slide 4 - Slide
Verhaalanalyse
Ik weet wat de begrippen: tijd, open plekken en spanningsboog betekenen.
Ik kan deze aspecten herkennen en benoemen binnen een verhaal.
Slide 5 - Slide
Tijd
chronologisch: de gebeurtenissen worden verteld in de tijdsvolgorde waarin ze plaats hebben gevonden.
niet-chronologisch: er zitten flashbacks of -forwards in het verhaal.
flashback: lezer wordt teruggenomen naar het verleden
terugverwijzing: kort iets uit het verleden benoemen
flashforward: meegenomen naar de toekomst
vooruitwijzing: kort iets wat gaat gebeuren benoemen
Slide 6 - Slide
Tijd
vertraging: een gebeurtenis wordt uitgebreid verteld
versnelling: een gebeurtenis wordt kort samengevat
tijdssprong: er worden gebeurtenissen overgeslagen (uren/dagen/weken/jaren)
Slide 7 - Slide
Manipulatietechnieken
open plekken: nog niet ingevulde stukken van een verhaal
spanningsboog: moment ontstaan van een vraag tot antwoord
open einde: nog veel vragen
gesloten einde: belangrijkste vragen beantwoord
Slide 8 - Slide
Open plekken
Vragen die worden opgeroepen bij de lezer:
tegenstrijdige informatie
achterhouden informatie
gedrag personage
--> zorgen voor spanning, zorgen ervoor dat een lezer wil weten hoe het verhaal verder gaat.
Slide 9 - Slide
Spanningsboog
Bijvoorbeeld: Ben ligt in het ziekenhuis. De lezer vraagt zich af wat er gebeurd is. We komen erachter dat hij in slaap is gevallen met een jointje in de hand, waardoor de boomhut afbrandde.
Slide 10 - Slide
Spanningsboog
Bijvoorbeeld: Ben ligt in het ziekenhuis. De lezer vraagt zich af wat er gebeurd is. We komen erachter dat hij in slaap is gevallen met een jointje in de hand, waardoor de boomhut afbrandde.
Langste boog: waardoor ligt Ben in de kliniek?
Kleinere boog: moeder van Ben ongeluk met paard > hoe loopt dat af?
Slide 11 - Slide
Opdracht
We lezen het verhaal 'De scheiding' en passen de theorie van tijd, open plekken + personages, perspectief, setting toe.
Markeer woorden die vragen oproepen (open plekken)
Daarnaast bespreken we natuurlijk waar het over
gaat en andere opvallende dingen.
Maak aantekeningen!
Slide 12 - Slide
https:
Slide 13 - Link
Open plekken
Wie is ik?
Wie is de hij?
Waarom gedraagt hij zich vreemd?
...
...
Slide 14 - Slide
Open plekken
Waarom ligt ie onder het bureau? hondje: onder het bureau liggen, achterin de auto, stank, plassen en poepen, in het bos, eten uit blik, drinken uit wc etc. etc.
Wat verandert er voor de ik? eerst heen en weer, woont nu in flat (traplopen), mist de kinderen, is met de man mee, man heeft nieuwe contacten, vriendin die hem blij maakt met water en fijn wandelen
Hoe heeft een scheiding invloed op een hond? vreemde geuren, vreemde mensen, moet wennen. Heeft meer invloed dan je denkt
ik-perspectief
Slide 15 - Slide
Setting
Twintigste eeuw, paar weken, soms warm
Voorwerpen: wc, auto
Het zijn steeds andere plekken en hond voelt zich ontheemd, dus parallel
Slide 16 - Slide
Tijd
Niet-chronologisch
Flashbacks: dat waren heerlijke middagen, was altijd gezellig, al die keren, ooit, later, toen, in het begin ...
Versnelling: uitlaten in het bos, huiswerk maken van de kinderen etc. etc. etc. heel veel