Les 6 thema 3: boodschappen doen

Les 6 thema 3: boodschappen doen en winkelen
-
1 / 32
next
Slide 1: Slide
DutchISK

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 181 min

Items in this lesson

Les 6 thema 3: boodschappen doen en winkelen
-

Slide 1 - Slide

Vandaag
1. Herhalen leerwerk vorige week
2. Huiswerk bespreken
3. Personaal pronomen
Pauze
4. Verwijzen naar dingen
5. Kleding en schoenen kopen
6. In een café, eetcafé of restaurant

Slide 2 - Slide

Huiswerk/leerwerk van deze week
-Woordenlijst thema 3 leren

- Leren taalhulp p.78
- Leren grammatica er + numerale p.77
- Leren grammatica adjectieven p.73-74 + kleuren leren + adjectieven eten en drinken en ook prijs.
-Opdracht 4, p.71-73
-Opdracht 5, p.74
-Opdracht 6, p.75









Slide 3 - Slide

Herhalen leerwerk deze week
-Woordenlijst thema 3 leren
- Leren taalhulp p.78
- Leren grammatica er + numerale p.77
- Leren grammatica adjectieven p.73-74 + kleuren leren + adjectieven eten

Slide 4 - Slide

Welke kleuren ken je al?

Slide 5 - Open question

Welke kleur is dit?
A
Geel
B
Blauw
C
Rood
D
Oranje

Slide 6 - Quiz

Welke kleur is dit?
A
Bruin
B
Goud
C
Zilver
D
Zwart

Slide 7 - Quiz

Welke kleur is dit?
A
Oranje
B
Groen
C
Roze
D
Paars

Slide 8 - Quiz

Welke kleur is dit?
A
Wit
B
Groen
C
Blauw
D
Geel

Slide 9 - Quiz

Welke kleur is dit?
A
Groen
B
Zwart
C
Wit
D
Blauw

Slide 10 - Quiz

Welke kleur is dit?
A
Paars
B
Zilver
C
Goud
D
Roze

Slide 11 - Quiz

Welke kleur is dit?
A
Roze
B
Rood
C
Wit
D
Groen

Slide 12 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van ongezond?

Slide 13 - Open question

Wat is het tegenovergestelde van zout?

Slide 14 - Open question

Wat is het tegenovergestelde van zuur?

Slide 15 - Open question

Wat is het tegenovergestelde van pittig?

Slide 16 - Open question

Wat is het tegenovergestelde van hard?

Slide 17 - Open question

Wat is het tegenovergestelde van warm?

Slide 18 - Open question

Wat is het tegenovergestelde van heet?

Slide 19 - Open question

Wat is de vertaling van 'the product is too expensive' (p.74)

Slide 20 - Open question

Gebruik er + numerale (p.77)
1. Hoeveel tomaten heb jij thuis? 
2. Hoeveel jassen heb jij? 
3. Hoeveel paar schoenen heb jij? 
4. Hoeveel stoelen heb jij thuis? 
5. Hoeveel personen zitten in deze ZOOM?

Slide 21 - Slide

Taalhulp beluisteren (p.78)
1. Eerst luisteren
2. Woorden gehoord die wij niet kennen? 
3. In duo's deze zinnen oefenen in breakout rooms

Slide 22 - Slide

Herhalen huiswerk deze week
-Opdracht 4, p.71-73 bespreken
-Opdracht 5, p.74 VOORBEELD goed bekijken
-Opdracht 6, p.75 bespreken

Slide 23 - Slide

Opdrachten samen maken
Opdracht 12, 13, 14

Slide 24 - Slide

Personaal pronomen p.83-84
Subject (hoofdstuk 1)
Possessief (hoofdstuk 2)
Object
Na een prepositie (preposition)

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Personaal pronomen p.83-84

Slide 27 - Slide

-
-

Slide 28 - Slide

Verwijzen naar dingen p.85
Opdracht 16, 17

Slide 29 - Slide

Kleding en schoenen kopen p.87-88
Taalhulp in breakout rooms oefenen
opdracht 19
opdracht 20 luisteren 
opdracht 23, 24
opdracht 25 luisteren 

Slide 30 - Slide

In een café, eetcafé of restaurant p.93
Taalhulp oefenen
Opdracht 27
Opdracht 28 schrijven en voordragen!!
Opdracht 29 zinnen maken

Slide 31 - Slide

Huiswerk
Voorbereiden mini-presentaties: 3 minuten over jezelf, je familie en je hobby's
-Woordenlijst thema 4 leren
-Pag. 83-85 grammatica leren
-Pag.82, opdracht 14 Luisteren
-Pag.85, opdracht 16 grammatica
-Pag.87-88 Taalhulp leren
-Pag.86, opdracht 17 maken
-Pag.88-89, opdracht 19 maken
-Pag.92, opdracht 24 maken
-Pag.92, taalhulp leren
-Pag.96-97, opdracht 29 maken



Slide 32 - Slide