Samengestelde zinnen, voegwoorden Gram H4 en H5

1 / 14
next
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Klik op de 3
enkelvoudige zinnen.
A
Ik loop naar huis.
B
Mijn moeder is lief.
C
Ik viel, maar ik had geen pijn.
D
Papa laat een windje.

Slide 2 - Quiz

Klik op de 3
enkelvoudige zinnen.
2
A
Ik loop naar huis.
B
Mijn moeder is lief.
C
Ik viel, maar ik had geen pijn.
D
Papa laat een windje.

Slide 3 - Quiz

wat is een enkelvoudige zin?
A
Janneke speelt goed piano.
B
het huiswerk heb ik niet gemaakt, het was te moeilijk.
C
Ik ben op de fiets, maar het regent.
D
Ik baal van school, want ik moet teveel doen.

Slide 4 - Quiz

Welke zin is een enkelvoudige zin?

A
Hopelijk blijf ik dit jaar niet zitten!
B
Ik blijf zitten, want ik heb een onvoldoende voor Engels en wiskunde.

Slide 5 - Quiz

Welke zin is een enkelvoudige zin?

A
Hopelijk blijf ik dit jaar niet zitten!
B
Ik blijf zitten, want ik heb een onvoldoende voor Engels en wiskunde.

Slide 6 - Quiz

Welke zin is een enkelvoudige zin?

A
Hopelijk blijf ik dit jaar niet zitten!
B
Ik blijf zitten, want ik heb een onvoldoende voor Engels en wiskunde.

Slide 7 - Quiz

Wat is een samengestelde zin?
A
een zin met 1 onderwerp
B
een zin met 1 persoonsvorm
C
een zin met 2 of meer persoonsvormen
D
een zin zonder onderwerp

Slide 8 - Quiz

Wanneer is een zin nevenschikkend?
A
bijzin + hoofdzin
B
hoofdzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin

Slide 9 - Quiz

Onderschikking is een combinatie van
A
Allemaal hoofdzinnen
B
Hoofdzin(nen) en minstens één bijzin
C
Alleen maar bijzinnen

Slide 10 - Quiz

Wat is een onderschikkend voegwoord?
A
Omdat
B
Want
C
En
D
Zodra

Slide 11 - Quiz

Zijn 'en', 'want', 'maar', 'of' en 'dus' nevenschikkende of onderschikkende voegwoorden?
A
Nevenschikkende
B
Onderschikkend

Slide 12 - Quiz

Wat doet een onderschikkend voegwoord?
A
het verbindt twee hoofdzinnen
B
het verbindt een hoofdzin met een bijzin
C
het verbindt twee bijzinnen

Slide 13 - Quiz

Wat is een samengestelde zin?
A
Ik wil nog blijven, maar het mag niet van mijn moeder.
B
Ik wil graag naar huis toe lopen.
C
Wij gaan op de fiets naar school of ik rij met mijn moeder mee.
D
De school heeft door corona veel lesuitval.

Slide 14 - Quiz