representatieve indruk deel B

Onderdeel B Receptie 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Onderdeel B Receptie 

Slide 1 - Slide

doel 
  • Je leert welke werkzaamheden bij het secretariaat en receptie horen . 
  • wat representatief is 
  • non verbaal en verbaal 

Slide 2 - Slide

de baliemedewerker
De baliemedewerker is representatief voor de instelling waarvoor hij werkt. Hij bepaalt de eerste indruk die een bezoeker krijgt van de instelling. Ze zeggen daarom ook wel dat de baliemedewerker het visitekaartje is van het bedrijf. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Een keurige, representatieve indruk begint altijd met een professionele begroeting. Verder zijn ook je uiterlijk, je houding, je uitstraling en je taalgebruik belangrijk. En natuurlijk zorg je ervoor dat je eigen werkplek schoon is en er opgeruimd uitziet. 

Slide 5 - Slide

Wat is representatief
A
dat je blij bent
B
dat je aanwezig bent
C
dat je luidruchtig bent
D
nette indruk achterlaten

Slide 6 - Quiz

Om jezelf verzorgd te presenteren zorg je voor de volgende zaken:

een schoon lijf dat fris ruikt
schone, representatieve kleding
schone, verzorgde nagels en haren
eventueel passende make-up die niet te veel opvalt
een opgeruimde, schone werkplek
een professionele begroeting.

Slide 7 - Slide

Iemand solliciteert als baliemedewerker, wie is representatief?
A
B
C

Slide 8 - Quiz

goed communiceren 
Als je op een goede manier communiceert, lukt het om jouw boodschap zo over te brengen dat de ander deze begrijpt. Goed communiceren doe je zo:

  • Zorg dat verbale en non-verbale communicatie met elkaar kloppen.
  • Toon respect voor de ander.
  • Luister actief.
  • Kies het communicatiemiddel dat past bij de ander.
  • Kies het communicatiemiddel dat past bij de situatie.

Slide 9 - Slide

1. verbaal: met woorden

Mondelinge communicatie: je praat en luistert, bijvoorbeeld in een gesprek, via de telefoon of via Skype.

Schriftelijke communicatie: je schrijft en leest, bijvoorbeeld via e-mail, WhatsApp, een gebruiksaanwijzing of een werktekening.

2. non-verbaal: met gebaren, houding en stem (bijvoorbeeld hard of zacht).

In situaties waarin verbaal en non-verbaal elkaar tegenspreken, geloven mensen eerder de non-verbale boodschap. Bijvoorbeeld: als iemand stampvoetend zegt 'Ik ben helemaal niet boos', denken de meeste mensen dat die persoon wél boos is.


1. verbaal: met woorden
Mondelinge communicatie: je praat en luistert, bijvoorbeeld in een gesprek, via de telefoon of via Skype. Schriftelijke communicatie: je schrijft en leest, bijvoorbeeld via e-mail, WhatsApp, een gebruiksaanwijzing of een werktekening. 
2. non-verbaal: met gebaren, houding en stem (bijvoorbeeld hard of zacht).
In situaties waarin verbaal en non-verbaal elkaar tegenspreken, geloven mensen eerder de non-verbale boodschap. Bijvoorbeeld: als iemand stampvoetend zegt 'Ik ben helemaal niet boos', denken de meeste mensen dat die persoon wél boos is. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide

Is de angst van de chauffeur verbaal of non-verbaal?
A
non-verbaal
B
verbaal

Slide 13 - Quiz

Lucas stuurt een briefje naar Dilara
A
verbaal
B
non-verbaal

Slide 14 - Quiz

NON-VERBAAL
  • Lichaamstaal
  • Houding
  • Gezichtsuitdrukking
  • Kleding
  • Geur
  • Hóé je het zegt

Slide 15 - Slide

Non-verbaal
Verbaal
Massa-communicatie
Persoonlijke communicatie
Twee zijdige communicatie

Slide 16 - Drag question

Ruis
Soms lukt communiceren niet. Communicatie kan door verschillende oorzaken verstoord worden. Dit heet ruis.

Ruis kan een technische oorzaak hebben, bijvoorbeeld als tijdens een telefoongesprek de verbinding even wegvalt. Maar de oorzaak van ruis kan ook bij een van de gesprekpartners liggen. Bijvoorbeeld omdat de spreker niet duidelijk uitlegt wat hij bedoelt. 

Slide 17 - Slide

Wat is ruis?
A
Ruis is alles wat je stoort of afleidt als je probeert een opdracht uit te voeren.
B
Ruis is stof.
C
Ruis is storend gedrag.

Slide 18 - Quiz

wat heb je geleerd

Slide 19 - Mind map