Ned_Gym1_Week6_les1

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Terugblik
Stillezen

Woordjes D kort bespreken
Invulopdracht 
Zelfstandig aan de slag
Les afsluiten
Vooruitblik 
Kahoot! woordenschat D 



Slide 2 - Slide

Wat hebben we de vorige les gedaan gedaan?
Test lezen, hoe vonden jullie dat gaan?

Hoe ging deze les?
Super, goede concentratie. 

Hoe ging het maken van het huiswerk?
Grammatica (veel)

Wie moet de e-mail nog inleveren?

Hoe was de brugklaskamp?!?!?!





Slide 3 - Slide

15 min stillezen
timer
15:00

Slide 4 - Slide

Inhoud deze week
Grammatica H5 blz. 150 - 151 
Opdr: 1, 2, 3

Grammatica H6 blz. 180 – 181 
Opdr: 2, 3, 4

Werken aan jouw leesautobiografie

Woordjes E invullen Kahoot! A, B, C, D ?

Uitleg boekverslag (na de vakantie)

Slide 5 - Slide

Zijn de woordjes D al ingevuld?

Slide 6 - Slide

Woordjes D
Desnoods 
Dikwijls
Dimensie
Dissident
Doelstelling





Slide 7 - Slide

Woordjes D
Desnoods: in het uiterste geval 
Voorbeeldzin: De plattegrond van onze klas is nu duidelijk; desnoods kunnen docenten leerling X en leerling Y apart van elkaar zetten.


Dikwijls: vaak
Voorbeeldzin: Leerling Z uit onze klas is dikwijls absent; ik maak me zorgen om haar/hem.


Dimensie: aspect, kant
Voorbeeldzin: Bij het vak handvaardigheid leren we voorwerpen te ontwerpen in drie dimensies.




Voorbeeldzin: Als je op winkeldiefstal betrapt bent, is het verstandig om daar tegenover je ouders geen doekjes om te winden.


Slide 8 - Slide

Woordjes D
Dissident: iemand met een afwijkende mening
Voorbeeldzin: De Chinese regering beschouwt de Tibetaanse vrijheidsstrijders als afkeurenswaardige dissidenten.


Doelstelling: van te voren gesteld doel dat je wilt bereiken
Voorbeeldzin: De doelstelling van deze woordenlijst is dat jullie een grotere woordenschat krijgen.


Ergens geen doekjes om winden: ergens eerlijk voor uitkomen, onomwonden
Voorbeeldzin: Als je op winkeldiefstal betrapt bent, is het verstandig om daar tegenover je ouders geen doekjes om te winden.


Slide 9 - Slide

Lesdoel
Grammatica

Je kunt aanwijzende, vragende en onbepaalde voornaamwoorden herkennen en gebruiken. 

Slide 10 - Slide

Bladzijde 150. Startopdracht.
Werk in tweetallen.
Verdeel de onderstaande woorden in twee groepen: welke horen volgens jullie bij elkaar?

Slide 11 - Open question

Startopdracht

Er zijn meerdere goede oplossingen. 

Je kunt bijvoorbeeld alle woordjes van drie letters, vier letters en zes letters bij elkaar nemen:
1 wie, dit, die, wat, dat
2 deze, waar, daar, welk, iets
3 waarom, iemand

Dan deel je de woordjes in naar de vorm (= naar hoe ze eruit zien).




Slide 12 - Slide

Startopdracht


Je kunt (eveneens naar de vorm) de woorden met een d, de woorden met een w en de woorden met een i bij elkaar nemen:

1 deze, daar, dit, die, dat
2 wie, waar, waarom, welk, wat
3 iemand, iets



Slide 13 - Slide

Startopdracht
Je kunt ook groepen maken naar de betekenis: aanwijswoorden, vraagwoorden en ‘vage’ woorden:

1 aanwijswoorden: deze, daar, dit, die, dat
2 vraagwoorden: wie, waar, waarom, welk, wat
3 ‘vage’ woorden: iemand, iets

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Lees de theorie op bladzijde 150
Door naar de titel te kijken, tussenkopjes, plaatjes en de eerste of laatste zin (bij een korte tekst) of de eerste of laatste alinea (bij een lange tekst) kom je achter het onderwerp van de tekst.

Je leest de tekst oriënterend. 

Slide 16 - Slide

Kijk naar bladzijde 151,
opdracht 1, vraag 1

Wat zijn de woorden:
Wie, iets, zulke

Slide 17 - Open question

Antwoord
1 Wie – vr.vnw
iets – onbep.vnw
zulke – aanw.vnw


Slide 18 - Slide

Kijk naar bladzijde 151,
opdracht 1, vraag 2

Wat zijn de woorden:
men, die, menigeen

Slide 19 - Open question

Antwoord
2 Men – onbep.vnw
die – aanw.vnw
menigeen – onbep.vnw

Slide 20 - Slide

Kijk naar bladzijde 151,
opdracht 1, vraag 3

Wat zijn de woorden:
iemand, dit, zelf

Slide 21 - Open question

Antwoord
3 iemand – onbep.vnw
dit – aanw.vnw
zelf – aanw.vnw

Slide 22 - Slide

Tip voor opdracht 3
1 De familie Jansen heeft het (blw) huis aan de Parklaan eindelijk verkocht.
2 Omdat ik dit schilderij mooi vind, wil ik het (pers.vnw) graag kopen.
3 Met die opmerking heb je het (onbep.vnw) voor ons allemaal verpest.

Of: 3 Het (onbep.vnw) waait vandaag flink.

Slide 23 - Slide

Grammatica (huiswerk, noteer in je agenda)
Grammatica H5 blz. 150 - 151

Opdracht 1 (vanaf vraag 4)
Opdracht 2
Opdracht 3 (mag in tweetallen!)

Leren woordjes A t/m E







timer
15:00

Slide 24 - Slide

Hoe ging het samen oefenen?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?


Slide 25 - Slide

Wat gaan we de volgende les doen?


Wat moet ik de volgende les meenemen? 







Slide 26 - Slide

Woordenschat woordjes D

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Link

Slide 30 - Slide