Ned_3h_Week4_les1

1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide


Afspraken tijdens de les
Terugblik
Namenronde
Stillezen?

Huiswerk bepreken (invullen) 
Zelfstandig aan de slag woordje D invullen
Evalueren les
Vooruitblik
Kahoot! B



Slide 3 - Slide

Graag mobiel mee (met oortjes in)

Materiaal: methodeboek Nieuw Nederlands, leesboek, schrift en pen

Afwezigheid of te laat noteren in magister

Individueel aan de slag 

Werkt iemand online thuis?




Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Lezen 10 min

Slide 7 - Slide

Zorg dat jij je aanmeldt via LessonUp met je eigen voornaam. 
Dit is voor de registratie in magister (leerlingen thuis)

Slide 8 - Slide

Nakijken huiswerk
Opdr 4, bladzijde 45-46

Slide 9 - Slide

Kijk mee op blz 45, 46 (en in je schrift)

Slide 10 - Slide

1) Wat is het onderwerp?
Tekst 4, bladzijde 45

Onderwerp zoeken? Kijk naar de titel, eerste/laatste alinea (grote tekst), illustratie/plaatje, evt tussenkopjes

Slide 11 - Open question

Antwoord
1 veranderingen in Nederland in de afgelopen vijftig jaar

titel: verschil!
eerste alinea: halve eeuw geleden
laatste alinea: veranderingen
plaatje: foto van vroeger

Slide 12 - Slide

Uit welke alinea's bestaat de inleiding?
A
1
B
1,2,3
C
1,2

Slide 13 - Quiz

Antwoord
3 alinea 1

In deze alinea wordt het onderwerp van de tekst geïntroduceerd.

In alinea 2 gaat het over voedsel.
In alinea 3 gaat het over huizen.

Slide 14 - Slide

4. Welk structuur heeft de tekst?

Slide 15 - Open question

Antwoord
4 De tekst heeft een aspectenstructuur, want er komen verschillende kanten/onderdelen/ aspecten van het dagelijkse leven (vroeger en nu) aan de orde. 

Slide 16 - Slide

5. a weelde
A
alleen bedoeld door
B
klein deel
C
luxe
D
voortdurend, afgebroken

Slide 17 - Quiz

5. b versteld doen staan
A
alleen bedoeld door
B
toch:evengoed
C
verbaasd te laten zijn (verbazen)
D
voortdurend, afgebroken

Slide 18 - Quiz

5. f fractie
A
klein deel
B
toch:evengoed
C
verbaasd te laten zijn (verbazen)
D
voortdurend, afgebroken

Slide 19 - Quiz

5. h jetset
A
alleen bedoeld voor
B
wetenschappelijke; universitaire
C
verbaasd te laten zijn (verbazen)
D
internationale groep rijke mensen

Slide 20 - Quiz

Antwoord (alle woordjes a t/m j)
5 a weelde (al. 1): luxe
b versteld doen staan (al. 3): verbaasd laten zijn
c academische (al. 4): wetenschappelijke; universitaire
d hield het voor gezien (al. 6): stopte ermee
e continu (al. 5): voortdurend; onafgebroken
f fractie (al. 7): klein deel
g voorbehouden aan (al. 7): alleen bedoeld voor
h jetset (al. 7): internationale groep rijke mensen
i diensten (al. 7): producten die niet tastbaar zijn, zoals horeca, handel en transport
j desondanks (al. 10): toch; evengoed

Slide 21 - Slide

Tussen alinea 2 en 3 betaat een opsommend verband, waar bestaat deze opsomming uit?


Slide 22 - Open question

Antwoord
6 zaken/dingen/veranderingen/vernieuwingen die je grootmoeder zouden verbazen

Begin alinea in 3 staat dat een kijkje in een modern huis je grootmoeder zal verbazen.
Neem letterlijk zinnen over uit de tekst!

Slide 23 - Slide

7. Waarom is het een grote verandering dat kinderen mogen doorleren?
(alinea 4)

Slide 24 - Open question

Antwoord
7 Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking is gestegen: er gaan meer mensen naar hbo of universiteit.

Ook dit staat letterlijk in alinea 4: neem de zin letterlijk over!

Slide 25 - Slide

9. Wat is de kernzin in alinea 7?

Slide 26 - Open question

Antwoord
9 Auto’s, treinen en vliegtuigen hebben ervoor gezorgd dat we tegenwoordig verder en vaker van huis gaan dan ooit. (de derde zin)


Slide 27 - Slide

Antwoord op vraag 12 (controleer!)
Lees de eerste zin(nen) en bepaal het deelonderwerp om het tussenkopje (deeltitel) te bepalen
12 al. 2: voedsel
al. 3: huizen
al. 4: opleiding / scholing
al. 5: communicatie
al. 6: informatie
al. 7: reizen / mobiliteit
al. 8: werk
al. 9: vrije tijd

Slide 28 - Slide

Schooltaalwoorden c en d
Competent
Conform
Consistent
Continu
Cruciaal

Desnoods
Dikwijls
Dimensie
Dissident
Doelstelling

Slide 29 - Slide

Schooltaalwoorden d

Desnoods: …………………………………………………………………………………………………
Voorbeeldzin: De plattegrond van onze klas is nu duidelijk; desnoods kunnen docenten leerling X en leerling Y apart van elkaar zetten.


Dikwijls: ……………………………………………………………………………………………………
Voorbeeldzin: Leerling Z uit onze klas is dikwijls absent; ik maak me zorgen om haar/hem.


Dimensie: ………………………………………………………………………………………………..
Voorbeeldzin: Bij het vak handvaardigheid leren we voorwerpen te ontwerpen in drie dimensies.
Dissident: ………………………………………………………………………………………………..
Voorbeeldzin: De Chinese regering beschouwt de Tibetaanse vrijheidsstrijders als afkeurenswaardige dissidenten.
Doelstelling: ……………………………………………………………………………………………
Voorbeeldzin: De doelstelling van deze woordenlijst is dat jullie een grotere woordenschat krijgen.
Ergens geen doekjes om winden: ………………………………………………………………
Voorbeeldzin: Als je op winkeldiefstal betrapt bent, is het verstandig om daar tegenover je ouders geen doekjes om te winden.





Slide 30 - Slide

Je gaat nu zelfstandig verder met het volgende:
Woordjes D invullen
  
Klaar?
Leer de woordjes A, B en C

Opnieuw klaar? Top!
Ga lekker lezen of maak huiswerk af (zie studiewijzer Nederlands)





Slide 31 - Slide

Hoe ging de invulopdracht?
Hoe ging het zelfstandig werken?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?

Slide 32 - Slide

Wat gaan we volgende week doen?


Wat moet mee? 
Methodeboek, schrift, pen en je opgeladen mobiele telefoon.
Denk aan het kiezen van een leesboek via lezen uit de lijst.

Wat is het huiswerk:
Woordjes D invullen
Leren woordjes A t/m C
Theorie lezen
Leesboek 
  

Slide 33 - Slide

Woorden B

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Link

Slide 37 - Slide