220204 Grammatica zinsdelen H1-2

Welkom A1b
Je hoeft niet in te loggen in Lesson Up
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Welkom A1b
Je hoeft niet in te loggen in Lesson Up

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Belangrijke data
dinsdag 8 februari:
Herkansing grammatica woordsoorten.

vrijdag 11 februari:
Deadline inleveren dramaverslag


Slide 3 - Slide

Leerdoelen

  • Ik kan de persoonsvorm in eenvoudige zinnen vinden.

  • Ik kan eenvoudige zinnen in zinsdelen verdelen. 

  • Ik kan het onderwerp van een zin vinden.

Slide 4 - Slide

Uitleg persoonsvorm (pv)
In elke zin staan werkwoorden.
Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm.

De pv geeft twee dingen aan:
  • getal (enkelvoud/meervoud)
  • tijd (tegenwoordige tijd / verleden tijd)

Slide 5 - Slide

Een voorbeeld
De man heeft een ijsje gegeten.

De kast heeft jaren in het lokaal gestaan.

De beren hebben ontzettende honger na hun winterslaap.

Slide 6 - Slide

Uitleg persoonsvorm (pv)
Zo vind je de pv:
  1. Verander de zin van enkelvoud naar meervoud, of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de pv.

  2. Verander de zin van t.t. naar v.t. of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de pv.

  3. Maak de zin vragend. De pv komt vooraan in de zin te staan.

Slide 7 - Slide

Een voorbeeld

Waar heb jij jouw broek gekocht?

Waarom eten jullie geen spruitjes?

Hoe fiets jij altijd naar school?

Slide 8 - Slide

Vind de persoonsvorm
  1. Gisteren ben ik met mijn moeder naar de winkel geweest.

  2. Waar wil je deze tafel hebben staan?

  3. Ik vind dit broodje echt niet lekker.

timer
5:00

Slide 9 - Slide

Leerdoelen

  • Ik kan de persoonsvorm in eenvoudige zinnen vinden

  • Ik kan eenvoudige zinnen in zinsdelen verdelen. 

  • Ik kan het onderwerp van een zin vinden.

Slide 10 - Slide

Uitleg zinsdelen
Een zin kan je opdelen in delen. Er zijn twee manieren om te ontdekken welke woorden bij elkaar horen.
  1. Vind de persoonsvorm. Probeer uit welke woorden je voor de persoonsvorm kan zetten. Klopt de zin dan nog steeds? Dan horen die woorden bij elkaar.

  2. Hussel de zin. Kan je bepaalde woordgroepjes verplaatsen en klopt de zin dan nog steeds? Dan horen die woorden bij elkaar.

Slide 11 - Slide

Vind de zinsdelen
  1. Gisteren ben ik met mijn moeder naar de winkel geweest.

  2. Waar wil je deze tafel hebben staan?

  3. Ik vind dit broodje echt niet lekker.

timer
5:00

Slide 12 - Slide

Aan de slag
Maken: Hoofdstuk 1 (grammatica zinsdelen)
opdracht 1, 2 en 3. (Blz. 28)

Klaar?

Kijk je antwoorden na. Daarna krijg je een leesboekje van mij.
timer
20:00

Slide 13 - Slide

Pauze
timer
5:00

Slide 14 - Slide

Leerdoelen

  • Ik kan de persoonsvorm in eenvoudige zinnen vinden

  • Ik kan eenvoudige zinnen in zinsdelen verdelen. 

  • Ik kan het onderwerp van een zin vinden.

Slide 15 - Slide

Uitleg onderwerp
Het onderwerp van de zin is één zinsdeel. Het geeft (vaak) aan wie/wat iets doet in de zin. (Ow begint nooit met een voorzetsel)

Zo vind je het onderwerp:
1. Zoek de persoonsvorm.
2. Stel de vraag: wie/wat + persoonsvorm?
3. Het antwoord is het onderwerp van de zin. 

Slide 16 - Slide

Vind het onderwerp
  1. Gisteren ben ik met mijn moeder naar de winkel geweest.

  2. Waar wil je deze tafel hebben staan?

  3. Ik vind dit broodje echt niet lekker.

timer
5:00

Slide 17 - Slide

Uitleg onderwerp
Kan je het onderwerp niet goed vinden? Dan kun je ook de volgende manier proberen:

1. Verander de persoonsvorm van getal (ev/mv). Het woord/de woorden die mee veranderen, is/zijn het onderwerp. 

bv. De hond blaft. --> De honden (ow) blaffen (pv). 

Slide 18 - Slide

Aan de slag
Maken:
- H1 grammatica zinsdelen: opdracht 1, 2 en 3. (blz. 28)
- H2 grammatica zinsdelen: opdracht 1, 2 en 4 (blz. 60). Kijk zelf de opdrachten na!!

Ben je klaar? Dan krijg je een leesboekje.


Lastig? Extra oefening op blz. 258- 259.

Slide 19 - Slide