examentraining blijvend omvormen deel 1

examentraining blijvend omvormen deel 1
1 / 39
next
Slide 1: Slide
HaarverzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

examentraining blijvend omvormen deel 1

Slide 1 - Slide

Wanneer spreken we van een normale haardikte?
A
0,03mm
B
0,04mm
C
0,06mm

Slide 2 - Quiz

Hoe bepaal je het wikkelpatroon van de permanent?
A
De kwaliteit van het haar
B
Het gewenste kapsel
C
De soort wikkels die je gaat indraaien

Slide 3 - Quiz

Een klant wil gepermanent worden. De kapper geeft het advies om dit niet te doen. Wat kan de reden hiervan zijn
A
Slechte conditie van het haar en een overmatige vette hoofdhuid
B
Slechte conditie van het haar en een geïrriteerde huid.
C
Overmatige vette hoofdhuid en een geïrriteerde huid

Slide 4 - Quiz

Waarmee start je de permanentbehandeling?
A
Invullen van een klantenkaart
B
Stellen van een diagnose
C
Soort wikkels die je gaat indraaien

Slide 5 - Quiz

Welk product gebruik je bij het permanenten van poreus haar?
A
Een voorbehandeling
B
Stabilisatievloeistof op crèmebasis
C
sterk alkalische permanentvloeistof

Slide 6 - Quiz

Welke wikkeltechniek gebruik je wanneer je klant alleen krul in lengte en punt wil?
A
90 graden wikkeltechniek
B
duo wikkeltechniek
C
Getrokken wikkeltechniek

Slide 7 - Quiz

Welk wikkelpatroon gebruik je wanneer je zoveel mogelijk wil voorkomen dat het haar in een scheiding valt?
A
9-vaks techniek
B
steensgewijs techniek
C
waaiertechniek

Slide 8 - Quiz

Welke twee kenmerken heeft een permanent-nabehandelingsproduct?

1. Het beschermt het haar tegen de hitte van de fohn.
2. Het gaat de schadelijke werking van de zuurstof op het haar tegen
3. Het verhard de keratine in het haar
A
1 en 2 zijn juist
B
1 en 3 zijn juist
C
2 en 3 zijn juist

Slide 9 - Quiz

Welke wikkels gebruik je wanneer je een sterke krul aan de punt wil.
A
cilindrische wikkel
B
diabolische wikkel
C
spiraalwikkel

Slide 10 - Quiz

Wat is het voordeel van kunsstof als materiaal voor permanentwikkels?
A
Er ontstaat een gelijkmatige krul
B
Het neemt geen vloeistof op
C
Het kan hoge tempraturen weerstaan

Slide 11 - Quiz

Voor welk soort haar gebruik je een sterke permanentvloeistof?
A
geblondeerd haar
B
hard en gesloten haar
C
normaal haar

Slide 12 - Quiz

1. De PH waarde van een basische permanentvloeistof is 6.8
2. Zure permanentvloeistoffen veroorzaken minder huidproblemen dan basische permanentvloeistoffen
A
alleen 1 is juist
B
Alleen 2 is juist
C
1 en 2 zijn onjuist

Slide 13 - Quiz

In welk wikkelpatroon wikkel plaats je de wikkels in vak 6 en 7 horizontaal?
A
9-vakswikkeling
B
steensgewijswikkeling
C
waaierwikkeling

Slide 14 - Quiz

Waarmee moet je rekening houden bij het opnemen van een passè?
A
Haardikte en projectiehoek
B
vaknummering en haardikte
C
gekozen wikkelpatroon

Slide 15 - Quiz

Waarvoor dienen wikkelvloeitjes?
A
De haren kunnen beter op spanning gewikkeld worden
B
De haren nemen de permanentvloeistof gelijkmatiger op
C
De haarpunten kunnen dan gemakkelijker om de wikkel gedraaid worden

Slide 16 - Quiz

Wanneer moet je wikkelen met handschoenen aan?
A
Als het haar voor het wikkelen met permanentvloeistof bevochtigd wordt
B
Als je kapperseczeem hebt
C
Bij het wikkelen moet je altijd handschoenen dragen

Slide 17 - Quiz

Wat is de functie van de wasactieve stoffen in permanentvloeistof?
A
De onaangename geur van ammonia neutraliseren
B
De PH van de vloeistof stabiel houden
C
De vloeistof sneller in het haar laten dringen

Slide 18 - Quiz

1. Een permanent-voorbehandelingsproduct reageert zuur op het haar
2. Een permanent-voorbehandelingsproduct reageert basisch op het haar.
A
1 en 2 zijn juist
B
Alleen 1 is juist
C
Alleen 2 is juist

Slide 19 - Quiz

Hoe is de werking van permanentvloeistof?
A
Oxiderend
B
reducerend
C
verhardend

Slide 20 - Quiz

Welke stof laat het haar zwellen en opent de haarschubben?
A
Ammonia
B
Thioglycolzuur
C
waterstofperoxide

Slide 21 - Quiz

Waar moet je opletten bij het aanbrengen van een voor en na-behandelingsproduct?
A
Dat je handschoenen draagt
B
Dat je het haar eerst handdoekdroog maakt
C
Dat je zo min mogelijk van het product gebruikt

Slide 22 - Quiz

Mevrouw stevens wil graag gepermanent worden.
Haardikte:0,05mm
Haarkleur: Geverfd lichtblond uitgroei 1 cm
Haarlengte: 10 cm , met restpermanent van 5 cm
Haarkwaliteit: poreus

Welke keuze maak je?
A
Voorbehandelingsproduct en vloeistof mild
B
Voorbehandelingsproduct en vloeistof normaal
C
geen voorbehandelingsproduct en vloeistof mild

Slide 23 - Quiz

Waar let je op bij het kiezen van de juiste permanentvloeistof?
A
Dikte van de wikkel
B
de haarinplant
C
de haarkwaliteit

Slide 24 - Quiz

Wat kun je doen om de posetijd van een permanent te verkorten?
A
Een sterkere vloeistof gebruiken
B
een voorbehandeling gebruiken
C
Een warmtebron gebruiken

Slide 25 - Quiz

Tijdens je proefwikkel stel je vast dat het haar onvoldoende de vorm van de wikkel heeft aangenomen. Wat moet je doen?
A
De permanent enkele minuten onder een warme droogkap plaatsen
B
De posetijd met enkele minuten verlengen
C
1 keer extra fixeren

Slide 26 - Quiz

Waarom moet je het haar na het stabilisatieproces intensief met water spoelen?
A
Om de waterstofperoxide uit het haar te verwijderen
B
Om de zouten uit het haar te verwijderen
C
Om de zuren uit het haar te verwijderen

Slide 27 - Quiz

Het haar van je klant is gezond en heeft een normale haardikte. Bij de controle wikkel zie je dat het resultaat precies goed is. Hoeveel van de zwavelbruggen zijn er ongeveer verbroken?
A
20%
B
50%
C
100%

Slide 28 - Quiz

Wat bedoelen we bij het permanenten met fixeren?
A
Permanentvloeistof uitspoelen
B
krul vastleggen
C
De PH neutraal maken

Slide 29 - Quiz

Welke stof in de stabilisatievloeistof werkt als fixeermiddel?
A
Detergens
B
Waterstofperoxide
C
Wijnsteenzuur

Slide 30 - Quiz

Wat is de functie van citroenzuur in stabilisatievloeistof?
A
Openen van de haarschubben en herstellen van de zwavelbruggen
B
Opheffen van de alkaliteit en sluiten van de haarschubben
C
Vastleggen van de krul en verwijderen van de vloeistofresten

Slide 31 - Quiz

Door welke stof wordt het haar na een permanentbehandeling geneutraliseerd?
A
Thyoglycolzuur
B
waterstofperoxide
C
Wijsteenzuur

Slide 32 - Quiz

Mevrouw Rijkers wil graag een permanent met als eindresultaat een krullenkapsel wat zij nauurlijk kan laten drogen.
Haardikte: 0,04/0,05
Haarlengte: 10 cm
Haarkwaliteit: Poreus
Haarkleur: Natuurlijk lichtblond ( niet geverfd)

Welke vloeistof moet je gebruiken?

A
Milde vloeistof
B
Normale vloeistof
C
Sterke vloeistof

Slide 33 - Quiz

Mevrouw de Jong wil graag gepermanent worden.
Haardikte:0.04/0,05
Krulsterkte: golvend
Haarkleur: Lichtblond zonder uitgroei
Haarkwaliteit: Sterk poreus/beschadigd
Haarlengte: 15 cm

Welke keuze maak je?
A
permanenten met milde vloeistof
B
permanenten met extra milde vloeistof
C
Niet permanenten

Slide 34 - Quiz

Mevrouw van de Elzen wil graag gepermanent worden. Wens een gelijkmatige grove krul.

Haardikte: 0,09mm/0,09mm
haarlengte: 30 cm
Haarkwaliteit: hard/gesloten

Wat is de juiste keuze?
A
Voorbehandeling, normale vloeistof, dubbelwikkeling
B
Voorbehandeling, sterke vloeistof, dubbelwikkeling
C
Sterke vloeistof met een spiraalwikkeling

Slide 35 - Quiz

Mevrouw Remkes wil graag een permanetbehandeling voor wat ondersteuning van haar watergolf.( extra puntkrulling)
Haardikte: 0,04/0,04mm
Haarkleur: Geverfd 8N met 9%
Haarkwaliteit: poreus
Haarlengte: 10 tot 15 cm

Wat is de juiste keuze?

A
Cilindrische wikkel met milde vloeistof
B
Diabolische wikkels met milde vloeistof
C
Diabolische wikkels met zeer milde vloeistof

Slide 36 - Quiz

Welke van de volgende behandelingen behoren bij de voorbereiding van een permanent?
1. Diagnose stellen
2.Haren wassen
3. Posetijd instellen
4, wattenrand aan de contour aanbrengen
A
1 en 2
B
1, 2 en 3
C
1, 2, 3 en 4

Slide 37 - Quiz

Wat is het gevolg van teveel permanentvloeistof op de hoofdhuid?
A
het haar breekt af
B
het haar gaat pluizen
C
het haar verliest zijn natuurlijke krulling

Slide 38 - Quiz

Wat is het gevolg van een te korte inwerktijd van de permanentvloeistof?
A
De krul zal tijdens het drogen uitzakken
B
Er zal een geringe of geen krulvorming ontstaan
C
De posetijd van de stabilisatievloeistof zal langer moeten,

Slide 39 - Quiz